In deze zaak heeft eiseres op 24 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 10 januari 2024. Vervolgens heeft eiseres op 25 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft overwogen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Tevens is vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn voor de minister is verstreken op 25 november 2023, en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en heeft de minister opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 437,50, die de minister moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.