Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 28 juni 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. Op 7 maart 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 27 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb stelt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser, die op 28 juni 2022 is ingediend, op 28 april 2023 is aangevangen, omdat Nederland verantwoordelijk is geworden voor de aanvraag.
De minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Aangezien de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, is de ingebrekestelling prematuur ingediend. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.