ECLI:NL:RBDHA:2024:1445

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
NL23.38698
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 8 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag volgens de Dublinverordening. Eiser, die eerder asiel heeft aangevraagd in Zweden, heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek op 31 januari 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende medische stukken heeft overgelegd die aantonen dat een overdracht naar Zweden zou leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheid. Hoewel eiser hartklachten heeft en medische documentatie heeft overgelegd, blijkt hieruit niet dat de overdracht op zichzelf een reëel risico voor zijn gezondheid vormt. De rechtbank concludeert dat verweerder niet gehouden was om medisch advies in te winnen en verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat het besluit van de staatssecretaris om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen, in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38698

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Balkenende),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 december 2023 niet in behandeling genomen op de grond dat Zweden verantwoordelijk is voor de aanvraag.
Eiser heeft beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer NL23.38699.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
1.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
2.1.
De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Verweerder neemt een asielaanvraag niet in behandeling als op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft eiser zich op 6 september 2023 aangemeld in Nederland en heeft hij op 10 september 2023 een asielaanvraag ondertekend. Uit Eurodac is gebleken dat eiser eerder op 2 januari 2016 in Zweden asiel heeft aangevraagd. Eiser is daarom gehoord over zijn bezwaren om te worden overgedragen aan Zweden. Eiser heeft verklaard dat hij Palestijns is en is geboren op [datum]. Verder heeft eiser verklaard dat hij in Zweden lang heeft moeten wachten op zijn asielprocedure, dat zijn aanvraag en beroep zijn afgewezen en dat hij medische klachten heeft, waaronder hartklachten. Ook heeft eiser verklaard dat hij in de opvang door een andere migrant is geslagen, dat hij in december 2021 op straat is gezet en dat alle medische voorzieningen toen werden stopgezet. Ter onderbouwing heeft eiser zijn patiëntendossier overgelegd.
2.2.
Op 19 oktober 2023 heeft Nederland de autoriteiten van Zweden verzocht om eiser terug te nemen. De Zweedse autoriteiten hebben dit verzoek aanvaard op 23 oktober 2023 (het claimakkoord). Met het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 niet in behandeling genomen, omdat Zweden daarvoor verantwoordelijk is.
Standpunt eiser
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat sprake is van een ernstige lichamelijke aandoening waarbij de overdracht een reëel en bewezen risico inhoud op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand in de zin van het C.K. tegen Slovenië-arrest. [1] Verweerder heeft ten onrechte geen advies gevraagd van het Bureau Medische Advisering (BMA), om te onderzoeken op welke wijze eiser verantwoord kan worden overgedragen. In dit verband heeft eiser gesteld dat een eventuele overdracht hem veel stress geeft, wat problematisch is voor zijn hartklachten. Dit geldt temeer omdat eiser slecht is behandeld in Zweden en vanwege het ongerechtvaardigde verloop van zijn asielprocedure aldaar. Ter onderbouwing heeft eiser zijn medicatieoverzicht en informatie van de apotheek over zijn medicatie overgelegd. Ook heeft eiser Zweedse medische stukken met een
Google Lensvertaling in fotokopie overgelegd. Bij aanvullende gronden heeft eiser verder een afsprakenkaart en brieven overgelegd die zien op afspraken in een ziekenhuis en met een praktijkondersteuner bij de huisarts. Ter zitting heeft eiser gesteld dat hij een afspraak heeft voor een myocardiale perfusie scan in het ziekenhuis. Tot slot heeft eiser een verklaring overgelegd van een praktijkverpleegkundige, die aanbeveelt dat eiser wordt begeleid tijdens een treinreis.
Omvang geschil
4. Niet in geschil is dat Zweden op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Ook is niet in geschil dat ten aanzien van Zweden kan worden uitgegaan van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat ervan kan worden uitgegaan dat eisers asielaanvraag in Zweden in behandeling zal worden genomen, dat hij toegang zal hebben tot opvang en medische voorzieningen en dat er in Zweden vergelijkbare medische voorzieningen zijn. In geschil is enkel of de overdracht op zichzelf een reëel risico voor de gezondheid van eiser vormt, in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), en of verweerder gehouden was hierover medisch advies in te winnen.
Oordeel rechtbank
5.1.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt uit het arrest C.K. dat niet kan worden uitgesloten dat de overdracht van een vreemdeling met een ernstige mentale of lichamelijke aandoening op zichzelf bezien een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand kan inhouden. De vreemdeling moet in dat verband objectieve gegevens overleggen die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen. In dat geval vereist de vergewisplicht dat verweerder de gerezen twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheid van een vreemdeling deugdelijk gemotiveerd wegneemt. Verweerder kan in beginsel met het uitvoeren van de door het BMA vastgestelde reisvereisten voorafgaand aan, tijdens of direct na de reis, de gerezen twijfel over een schending van artikel 3 van het EVRM als gevolg van de overdracht zelf wegnemen. [2]
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen medische stukken heeft overgelegd die een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand aantonen bij een overdracht naar Zweden. Hoewel uit het patiëntendossier onder meer blijkt dat eiser hartklachten heeft en hiervoor medicatie ontvangt, blijkt hieruit naar het oordeel van de rechtbank niet van objectieve gegevens die ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen van een overdracht aantonen. De hartklachten zijn in het patiëntendossier laatstelijk op 13 september 2023 beschreven, waarbij is aangegeven dat eiser op dat moment twee dagen ervoor last had gehad van stekende pijn op de borst en duizeligheid. Nadere meldingen hiervan volgen niet uit het dossier. Een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang in de gezondheidssituatie van eiser door een overdracht, blijkt ook niet zonder meer uit het overgelegde medicatieoverzicht, de apotheekinformatie of de brieven die zien op afspraken in het ziekenhuis of met een praktijkverpleegkundige in Nederland. Voorts ontbreekt een verklaring van een arts die hierop wijst en heeft eiser zijn stelling dat hij stress en psychische druk ervaart niet nader onderbouwd met medische stukken. Ten aanzien van de overgelegde verklaring van de praktijkverpleegkundige heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hierin alleen een vrijblijvende aanbeveling is gedaan om eiser tijdens een treinreis te laten begeleiden, en dat hieruit geen noodzaak van begeleiding tijdens een overdracht blijkt. Tot slot overweegt de rechtbank dat eiser geen officiële vertaling van de Zweedse medische stukken heeft overgelegd, maar een gebrekkige
Google Lens(
Google Translate) vertaling. Voor zover van deze vertaling kan worden uitgegaan blijkt, anders dan eiser meermaals heeft verklaard, dat hij in Zweden ook medische hulp heeft gekregen en poliklinische vervolgafspraken had nadat hij naar eigen zeggen was uitgeprocedeerd. Ook blijkt hieruit dat de dader van eisers mishandeling is opgepakt. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit niet dat een overdracht aan Zweden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang in eisers gezondheidssituatie zal leiden, nu de medische informatie ziet op de periode rond februari 2022.
5.3.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet gehouden was om een BMA-advies te vragen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit en het niet in behandeling nemen van eisers asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017 inzake C.K. e.a. tegen Slovenië, ECLI:EU:C:2017:127.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de ABRvS van 3 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2986, van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:560 en van 24 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1566.