In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Balkenende, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser diende zijn aanvraag in op 8 februari 2023, en de minister had uiterlijk binnen zes maanden moeten beslissen. Deze termijn werd echter met negen maanden verlengd op basis van WBV 2023/3. Eiser heeft de minister op 28 mei 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en heeft de minister opgedragen om binnen een termijn van acht weken na de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka op 15 augustus 2024.