ECLI:NL:RBDHA:2024:14437

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
09/239358-23 en 09/057496-24 (ttz. gev.) en 18/258753-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor bankhelpdeskfraude, wapenbezit en witwassen

Op 6 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van bankhelpdeskfraude, wapenbezit en witwassen. De man heeft samen met anderen een oudere vrouw opgelicht door zich voor te doen als bankmedewerker. Hierbij is meer dan 328.000 euro en sieraden buitgemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door gebruik te maken van valse hoedanigheden en kunstgrepen. De man werd ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van een semi-automatisch pistool en een gaspistool, evenals munitie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van dertig maanden op, waarbij de verdachte ook een schadevergoeding aan het slachtoffer moet betalen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De zaak is onderdeel van een breder onderzoek naar bankhelpdeskfraude, waarbij meerdere slachtoffers zijn benadeeld. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers, en de impact van dergelijke fraude op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/239358-23 en 09/057496-24 (ttz. gev.) en 18/258753-21 (tul)
Datum uitspraak: 6 september 2024
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaatsnaam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 19 januari 2024, 18 april 2024, 20 juni 2024 (alle pro forma) en 23 augustus 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. D.F.R. de Vrught en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. K.C.A. van der Meijden naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/239358-23
1
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 december 2022
t/m 18 maart 2023, te ’s-Gravenhage, Den Bosch, Leeuwarden, Lelystad, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere
slachtoffers, onder wie:
- [slachtoffer 1]
- [slachtoffer 2]
- [slachtoffer 3]
- [slachtoffer 4]
- [slachtoffer 5]
- [slachtoffer 6]
- [slachtoffer 7]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter
beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen
van een inschuld, te weten het afgeven van zijn/haar bankpas en/of zijn pincode(s)
en/of inloggegevens voor internetbankieren en/of toegangscode(s) en/of zijn/haar
Ipad en/of telefoon en/of laptop, door (telkens):
- zich onder valse naam voor te doen als bankmedewerker door de slachtoffer(s)
(namens een bank) een SMS te sturen waarin werd vermeld dat er geprobeerd was
om geld van de rekening van het slachtoffer te halen en dat de/het slachtoffer(s) een
bepaald nummer moest bellen en/of
- die/dat slachtoffer(s) telefonisch te woord te staan en zich voor te doen als een
bankmedewerker en/of
- die/dat slachtoffer(s) te verzoeken om zijn/haar oude bankpas en/of creditcard in
te leveren en/of
- die/dat slachtoffer(s) te vragen naar zijn/haar pincode(s) en/of zijn/haar
wachtwoord/toegangscode voor internetbankieren, en/of
- die/dat slachtoffer(s) te vragen naar zijn/haar Ipad en/of telefoon en/of laptop
en/of identifier en/of inloggegevens voor die Ipad en/of telefoon en/of laptop,
en/of
- zich naar de woning van die/dat slachtoffer(s) te begeven, en/of
- bij die/dat slachtoffer(s) aan te bellen, en/of zich aan de deur voor te doen als
bankmedewerker en/of de koerier en/of
- een toegangscode/controlecode te noemen, en/of
- de woning te betreden en/of uiteindelijk een bankpas en/of een Ipad en/of een
telefoon en/of een identifier mee te nemen;
2
hij, op of omstreeks 3 oktober 2023, te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van (een)
voorwerp(en), te weten:
een contant geldbedrag van 42.940 euro, althans enig(e) voorwerp(en), de
werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of
de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld
wie de rechthebbende is en/of enig(e) voorwerp(en) verworven en/of voorhanden
gehad en/of overgedragen en/of
omgezet, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat
dit/deze voorwerp(en), onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig
misdrijf;
3
hij op of omstreeks 3 oktober 2023, te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, een
of meer wapen(s) van categorie III sub 1, te weten (in elk geval)
- een semi automatisch pistool (Glock, model 19 Gen 4, kaliber 9x19 mm) en/of
- een gaspistool (Umarex, Glock 17 Gen 5, kaliber 9mm)
en/of
munitie van categorie III, te weten (in elk geval)
- acht stuks pistoolmunitie (kaliber 9x19 mm) en/of
- twee stuks pistoolmunitie (Sellier & Bellot; kaliber 9X19 mm)
voorhanden heeft gehad;
4
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2022 tot en met 18 maart 2023 te
's-Gravenhage, Den Bosch, Leeuwarden, Lelystad,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
eenmaal of meermalen
opzettelijk en wederrechtelijk
is binnengedrongen in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten:
één of meer server(s) van de Rabobank en/of ING bank en/of Abn Amro bank en/of
één of meer andere bank(en) met daarop de internetbankierenomgeving gekoppeld
aan de bankrekening van één of meerdere persoon/personen, onder wie:
- [slachtoffer 1]
- [slachtoffer 2]
- [slachtoffer 3]
- [slachtoffer 4]
- [slachtoffer 5]
- [slachtoffer 6]
- [slachtoffer 7]
althans een deel daarvan,
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) de toegang tot het/de
geautomatiseerde werk(en) heeft/hebben verworven:
- met behulp van (een) valse sleutel(s), te weten: de (inlog)gegevens voor het
internetbankieren (te weten de gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of inlogcode)
gekoppeld aan de bankrekening(en) van voornoemde persoon/personen en/of
- door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten: door zich voor te doen
als de rechtmatige gebruiker van de bankrekening(en) van voornoemde
persoon/personen.
Parketnummer 09-057496-24
1
hij op 22 juni 2023 te Leidschendam, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door het aannemen van een
valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of
door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het
teniet doen van een inschuld, te weten het afgeven van haar bankpas en/of haar
pincode(s) en/of inloggegevens voor internetbankieren en/of toegangscode(s) en/of
sieraden, door:
- zich onder valse naam (“ [valse naam] ”) voor te doen als
(Rabo)bankmedewerker door voornoemde [slachtoffer 8] (namens een bank) een SMS te
sturen waarin werd vermeld dat er geprobeerd was om geld van de rekening van
[slachtoffer 8] te halen en dat [slachtoffer 8] een bepaald nummer moest bellen, en/of deze
[slachtoffer 8]
- telefonisch te woord te staan en zich voor te doen als een bankmedewerker
en/of
- te verzoeken om haar oude bankpas en/of creditcard in te leveren
en/of
- te vragen naar haar pincode(s) en/of haar wachtwoord/toegangscode voor
internetbankieren, en/of
- zich naar de woning van die [slachtoffer 8] te begeven, en/of
- bij die [slachtoffer 8] aan te bellen, en/of zich aan de deur voor te doen als
bankmedewerker en/of de koerier en/of
- een toegangscode/controlecode te noemen, en/of
- de woning te betreden en/of uiteindelijk een bankpas en/of sieraden (ring,
armband en oorbellen) mee te nemen;
2.
hij op of omstreeks 22 juni 2023 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag van 328.406,23 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te
nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van een valse sleutel, te weten door zich toegang te verschaffen tot de
internetbankierenomgeving en/of bankrekening van voornoemde [slachtoffer 8] , met
gebruikmaking van aan deze [slachtoffer 8] toebehorende inloggegevens en/of
bankpas(sen) zonder dat verdachte en/of zijn mededader(s) gerechtigd waren tot
het gebruik van deze inloggegevens en/of bankpas(sen);
3.
hij op of omstreeks 22 juni 2023, te 's-Gravenhage en/of 's-Hertogenbosch, althans
in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(een) voorwerp(en), te weten één of meerdere geldbedrag(en) van in totaal
328.406,23 euro en/of sieraden ter waarde van minstens 10.000 euro
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of
van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist dat die voorwerpen geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
Op 4 januari 2023 is een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam “Washington”. Dit onderzoek richt zich op een specifieke vorm van oplichting, die ook wel wordt aangeduid met de term “bankhelpdeskfraude”. Het onderzoek bevat minimaal acht aangiften waaruit een beeld naar voren komt van een werkwijze die – in grote lijnen – telkens dezelfde is en die zich in het kort als volgt laat omschrijven. De beoogde slachtoffers, die telkens op leeftijd waren, werden gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van een bank. De zogenaamde medewerker vertelde het slachtoffer dat er verdachte transacties of frauduleuze handelingen waren verricht met de bankrekening van het slachtoffer. Om deze transacties te voorkomen moesten de slachtoffers hun pinpas met bijbehorende pincode doorgeven. De “bankmedewerker” gaf verder aan dat een collega bij het slachtoffer langs zou komen om de bankpas op te halen. Vervolgens verscheen een persoon bij de woning van het slachtoffer. Deze persoon had een controlecode en nam de bankpas in ontvangst. In sommige gevallen werd ook gevraagd of er sieraden in huis waren. Nadat de bankpas was opgehaald, werd de telefoonverbinding verbroken. Kort hierna werden met de pinpassen (grote) geldbedragen opgenomen bij verschillende geldautomaten.
In het onderzoek “Washington” en vervolgens ook in het onderzoek “Kreeft”, is onder meer verdachte naar voren gekomen als een persoon die in de periode van 24 december 2022 tot en met 23 juni 2023 volgens bovenstaande werkwijze betrokken zou zijn geweest bij deze fraude.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten onder de parketnummers 09/239358-23 en 09/057496-24 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten – met uitzondering van feit 3 onder parketnummer 09/239358-23 – wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte als medepleger schuldig is aan de aan hem ten laste gelegde feiten.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Parketnummer 09-239358-23
3.4.1
Vrijspraak feiten 1 en 4
Gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat het dossier weliswaar aanwijzingen bevat die als belastend voor verdachte kunnen worden uitgelegd, maar dat niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de specifieke oplichtingen, zoals in de tenlastelegging omschreven. De rechtbank is van oordeel dat het dossier in dat kader tevens onvoldoende bewijs bevat waaruit volgt dat verdachte in de tenlastegelegde periode (als enige persoon) de beschikking had over het telefoontoestel met het IMEI-nummer [IMEI-nummer] en dat hij, al dan niet in samenwerking met vermeende mededaders, de persoon was die tijdens de oplichtingen gebruik maakte van dat toestel.
De rechtbank spreekt verdachte daarom integraal vrij van het onder 1 ten laste gelegde.
In het verlengde daarvan bevat het dossier evenmin voldoende concrete informatie op basis waarvan de rechtbank enige betrokkenheid van de verdachte bij de meerdere gevallen van computervredebreuk kan vaststellen, zodat de verdachte tevens integraal zal worden vrijgesproken van het onder 4 ten last gelegde.
3.4.2
Ten aanzien van feit 2
3.4.2.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek “Washington”, werd de woning gelegen aan [adres 2] te ’s-Hertogenbosch betreden door de politie. Nadat verdachte buiten heterdaad was aangehouden, werd deze woning doorzocht. Ten tijde van de doorzoeking verklaarde verdachte dat hij in de woonkamerkast zijn eigen plekje had en dat er in die kast een schoenendoos lag waarin hij zijn geld bewaarde. In de woonkamerkast werd een schoenendoos van het merk Nike aangetroffen met biljetten van € 200,00, € 50,00 en € 20,00. In de schoenendoos bleek in totaal een contant geldbedrag van € 39.380,00 te zitten.
3.4.2.2 Het toetsingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf”.
Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf”, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het Openbaar Ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Uit vaste rechtspraak volgt dat allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. [1]
De rechtbank zal het onderhavige verwijt beoordelen aan de hand van dit toetsingskader en overweegt het volgende.
3.4.2.3 Onbekend gronddelict
De vermeldingen in het voorliggende dossier dat er aanwijzingen zijn dat het geldbedrag mogelijk afkomstig zouden zijn uit strafbare feiten, zijn onvoldoende om van een concreet gronddelict te kunnen spreken. De vraag is dan ook of de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
3.4.2.4 Vermoeden van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat gezien de omstandigheden waaronder het grote contante geldbedrag is aangetroffen, namelijk in een schoenendoos, in de aanwezigheid van wapens en het ontbreken van een legaal inkomen van de verdachte, dat er een ernstig vermoeden is dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig is. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privépersonen hoogst ongebruikelijk is vanwege het risico van onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd.
Daar komt bij dat ten tijde van de aanhouding van verdachte naast zijn slaapplek, op de salontafel, een zwarte iPhone 13 Pro Max werd aangetroffen. Op deze telefoon zijn afbeeldingen aangetroffen van pinpassen van personen die aangifte hebben gedaan van bankhelpdeskfraude. Daarnaast blijkt uit onderzoek aan de telefoon dat er verschillende chatberichten zijn uitgewisseld die zien op bankhelpdeskfraude en op de telefoon tien verschillende leadlijsten met potentiële slachtoffers zijn aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat al deze omstandigheden, in onderling samenhang bezien, zonder meer het vermoeden van witwassen rechtvaardigen.
3.4.2.5 Verklaring van verdachte
Gelet op het bovenstaande mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld.
Verdachte heeft in het verhoor met de politie op 4 oktober 2023 en ter terechtzitting van 23 augustus 2024 verklaard dat het in de schoenendoos aangetroffen geldbedrag zijn spaargeld betreft. Verdachte heeft verklaard dat hij zwart werk verricht op het dak voor het bedrijf van een goede kennis. Desgevraagd heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij € 750,00 tot € 1.000,00 per week verdient. Verdachte heeft de naam van zijn werkgever evenwel niet willen noemen omdat hij niet wil dat deze persoon problemen krijgt met de Belastingdienst.
Gelet op het gegeven dat verdachte geen naam heeft willen noemen, kan nader onderzoek van het Openbaar Ministerie niet worden verlangd, nu de verklaring van verdachte onvoldoende concreet en verifieerbaar is. Op grond hiervan trekt de rechtbank de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het in de schoenendoos aangetroffen geldbedrag van € 39.380,00 onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
3.4.2.6 Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat tussen verdachte en een of meer anderen een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen.
3.4.3
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 augustus 2024;
  • het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking woning [adres 2] ) van 3 oktober 2023 (p. 288 t/m 292);
  • het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek wapen) van 3 oktober 2023 (p. 293 t/m 295);
  • het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek wapen) van 3 oktober 2023 (p. 296 en 297);
  • het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek munitie) van 3 oktober 2023 (p. 298 en 299).
Parketnummer 09-057496-24
3.4.4
De redengevende feiten en omstandigheden (feiten 1, 2 en 3)
Op 25 juni 2023 heeft [slachtoffer 8] (verder: [slachtoffer 8] ) aangifte gedaan van bankhelpdeskfraude. Op 22 juni 2023 ontving [slachtoffer 8] een sms-bericht, afkomstig van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . In het sms-bericht stond vermeld dat het bericht afkomstig was van de Rabobank, dat er was geprobeerd vanaf haar bankrekening geld over te boeken naar een tegenpartij genaamd “ [naam 1] ” en dat zij snel contact moest opnemen met de fraudehelpdesk. De fraudehelpdesk zou zijn te bereiken op het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Om 19:48 uur heeft [slachtoffer 8] dit telefoonnummer gebeld. Zij kreeg een man aan de lijn die zei dat hij werkzaam was bij de fraudehelpdesk van de Rabobank. Volgens de man was “ [naam 1] ” een zware crimineel en moesten de bankpassen van [slachtoffer 8] zo snel mogelijk veiliggesteld worden in de bankkluis van de Rabobank. [slachtoffer 8] heeft de pincode van haar privébankrekening en de pincode van de bankrekening van de onderneming [bedrijfsnaam] B.V. gedeeld.
Om 20:16 uur werd [slachtoffer 8] nog een keer gebeld door hetzelfde telefoonnummer. Dit gesprek duurde ongeveer anderhalf uur. De man vertelde dat zij samen met “ [naam 2] ” van de politie druk bezig waren om de criminelen op te sporen. Naar aanleiding hiervan was [slachtoffer 8] er nog steeds van overtuigd dat de man een medewerker van de Rabobank was.
Tussen 21:40 uur en 22:48 uur ging de deurbel van haar woning, gelegen aan de [adres 3] in Leidschendam. Voor de deur stond een man die zei dat hij haar bankpassen kwam ophalen zodat deze konden worden veiliggesteld in een kluis op het kantoor van de Rabobank. De man stelde zichzelf voor als “ [valse naam] ”. [slachtoffer 8] heeft de bankpassen en een creditcard aan de koerier meegegeven.
Ongeveer een half uur later kwam dezelfde man terug. De jongen vroeg om sieraden en zei dat deze anders gestolen zouden worden. Ook de sieraden moesten in de kluis van de Rabobank worden bewaard. [slachtoffer 8] heeft vervolgens oorbellen, een ring en een armband aan de man meegegeven.
Een dag later, op 23 juni 2023, werd de zoon van [slachtoffer 8] gebeld door de Rabobank met betrekking tot bijzondere transacties op de bankrekening van [bedrijfsnaam] B.V. In totaal bleek er op 22 en 23 juni 2023 voor een totaalbedrag van € 328.406,23 van de bankrekening te zijn gehaald. Van dit bedrag is in totaal € 4.940,00 opgenomen bij een geldautomaat gelegen aan het Jonckbloetplein in Den Haag. Het resterende bedrag is overgeboekt naar verschillende buitenlandse bankrekeningen.
Feiten 1 en 2
3.4.4.1 Betrokkenheid van verdachte
Het behoeft naar het oordeel van de rechtbank geen betoog dat [slachtoffer 8] door een combinatie van in de wet genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot het beschikbaar stellen van sieraden en haar gegevens en bankpassen, die vervolgens zijn gebruikt om toegang te krijgen tot de geldbedragen op de bankrekening van [bedrijfsnaam] B.V. Het behoeft evenmin betoog dat is gehandeld met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of verdachte, al dan niet als medepleger, betrokken is geweest bij de oplichting van [slachtoffer 8] en overweegt daartoe als volgt.
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek “Washington” heeft op 3 oktober 2023 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning gelegen aan [adres 2] in ’s-Hertogenbosch. Verdachte heeft verklaard regelmatig te verblijven in deze woning. Tijdens de doorzoeking werd naast de slaapplaats van verdachte, op de salontafel, een zwarte iPhone 13 Pro Max aangetroffen en in beslag genomen. Op de telefoon was de app “Snapchat” gedownload. In deze app was ingelogd met het account “ [accountnaam 1] ”. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de iPhone 13 Pro Max en het Snapchataccount “ [accountnaam 1] ” van hem zijn, maar dat hij de telefoon met enige regelmaat uitleende aan anderen. De vraag aan wie hij die telefoon uitleende, heeft verdachte niet beantwoord. De rechtbank concludeert bij gebreke van enig (reëel) alternatief scenario, op basis van bovenstaande gegevens, dat verdachte ten tijde van de oplichting van [slachtoffer 8] de gebruiker van de telefoon en het Snapchataccount “ [accountnaam 1] ” is geweest.
Na de inbeslagname is de iPhone 13 Pro Max middels daartoe bestemde forensische apparatuur uitgelezen. In de telefoon is een snapchatgesprek aangetroffen tussen “ [accountnaam 1] ” en “ [accountnaam 2] ”. Het gesprek heeft plaatsgevonden op 22 juni 2023. In het gesprek is te lezen dat “ [accountnaam 1] ” de volgende berichten stuurt:
18:25 uur:
“ [adres 3] , [postcode 2] Leidschendam”
18:33 uur:
“ [valse naam] ”
18:33 uur:
“Opdracht id code [id code] ”
18:34 uur:
“Namens de Rabobank”
20:23 uur:
“ [nummer] ”
20:23 uur
: “Lukt?”
De rechtbank stelt vast dat het door “ [accountnaam 1] ” genoemde adres gelijk is aan het adres van het slachtoffer [slachtoffer 8] . Bovendien komen de datum en het tijdstip van het chatgesprek overeen met de datum en het tijdstip van de oplichting. Voorts volgt uit het dossier dat [slachtoffer 8] tijdens het telefoongesprek met de zogenaamde medewerker van de fraudehelpdesk van de Rabobank aantekeningen heeft gemaakt op een notitieblok. Als aantekeningen heeft [slachtoffer 8] opgeschreven: “ [nummer] ”, “Rabo [valse naam] ”, “ [id code] ” en “ [nummer] ”.
De rechtbank stelt vast dat de aantekeningen van [slachtoffer 8] grote gelijkenissen vertonen met de inhoud van de berichten die zijn verstuurd door “ [accountnaam 1] ”, waarvan de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd dat dit verdachte moet zijn geweest.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en de overige bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de rol van de verdachte bij de oplichting van [slachtoffer 8] met name die van coördinator achter de schermen is geweest. Verdachte gaf met gebruikmaking van het Snapchataccount “ [accountnaam 1] ” de benodigde informatie door aan de mededaders en stuurde hen aan. Uit het chatgesprek met “ [accountnaam 2] ”, de koerier, kan worden afgeleid dat verdachte het adres van [slachtoffer 8] , een ophaalcode, de naam die de koerier moest gebruiken en de tekst die de koerier moest zeggen – namelijk dat hij namens de Rabobank kwam – doorgaf. Gelet op de hiervoor beschreven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als aanstuurder betrokken is geweest bij de oplichting van [slachtoffer 8] .
3.4.4.2 Medeplegen
Op grond van de hiervoor beschreven modus operandi stelt de rechtbank vast dat elke bankhelpdeskfraude steeds door ten minste twee daders werd gepleegd. Er was in elk geval sprake van een nepbankmedewerker die belde (de beller), iemand die de pinpassen ophaalde (de koerier), terwijl [slachtoffer 8] aan de praat werd gehouden door de beller en iemand die instructies gaf en bezig was met het aansturen van de koerier. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een samenwerkingsverband. Het gegeven dat niet kan worden vastgesteld wie exact de mededaders waren bij de desbetreffende oplichting van [slachtoffer 8] doet hieraan niet af. De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van verdachte, zoals hiervoor beschreven die van aanstuurder, van zodanig gewicht is geweest dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat sprake is van medeplegen van oplichting van slachtoffer [slachtoffer 8] . De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
3.4.4.3 Diefstal met een valse sleutel (feit 2)
Met de door oplichting verkregen inloggegevens voor de internetbankierenomgeving en de pinpas met bijbehorende pincode is in totaal € 328.406,23 weggenomen van de bankrekening van [bedrijfsnaam] B.V. Aangezien de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte als medepleger betrokken was bij de oplichting van [slachtoffer 8] , acht zij hem als medepleger ook verantwoordelijk voor de daaropvolgende diefstal met een valse sleutel, te weten het overboeken van gelden via de internetbankierenomgeving en het pinnen met de pinpas van [slachtoffer 8] . De oplichting stond volledig ten dienste van de diefstal: zonder de oplichting was de diefstal niet mogelijk geweest.
3.4.4.4 Nadere overweging: voortgezette handeling of samenloop?
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten sprake is van een voortgezette handeling, dan wel eendaadse samenloop. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Voor de voortgezette handeling is het van belang of de verschillende bewezenverklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen zodanig nauw met elkaar samenhangen, dat de verdachte daarvan één verwijt kan worden gemaakt. [2] De rechtbank stelt voorop dat er in dit geval weliswaar samenhang zit tussen de bewezenverklaarde feiten, maar dat het desondanks afzonderlijke gedragingen betreft. Verdachte en zijn mededaders hebben de betreffende bankpas en inloggegevens voor de internetbankierenomgeving door middel van oplichting verkregen waarna geld is gepind met de bankpas die van het slachtoffer is weggenomen en geld is overgeboekt naar buitenlandse bankrekeningen via de internetbankierenomgeving. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een voortgezette handeling, maar dat het gaat om afzonderlijke strafbare handelingen, waar telkens een nieuw ongeoorloofd wilsbesluit van de verdachte aan ten grondslag ligt.
Bij de beoordeling of sprake is van eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de overtreden strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt. [3] De rechtbank is van oordeel dat de strekking van de overtreden strafbepalingen meer dan enigszins uiteenloopt. Daarnaast gaat het in essentie niet om hetzelfde feitencomplex. De gedragingen leveren geen samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend, feitencomplex op dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt kan worden gemaakt.
Feit 3
3.4.4.5 Eenvoudig witwassen
Gelet op bovenstaande bewezenverklaring van medeplegen aan oplichting (feit 1) en medeplegen aan diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel, stelt de rechtbank vast dat verdachte wist dat het geldbedrag van € 328.406,23 en de sieraden een criminele herkomst hadden nu deze voorwerpen uit eigen misdrijf afkomstig waren.
Nu voornoemde voorwerpen naar het oordeel van de rechtbank onmiddellijk afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, dient te worden beoordeeld of op grond van de uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden een gedraging van de verdachte kan worden vastgesteld, die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben van deze voorwerpen. Die gedraging moet gericht zijn op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het uit eigen misdrijf verkregen geldbedrag en de sieraden. [4]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn mededaders het geldbedrag van € 328.406,23 hebben verworven. Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden blijkt dat het grootste gedeelte van het weggenomen bedrag is overgeboekt naar buitenlandse bankrekeningen van derden. Voorts is een bedrag van € 4.940,00 met pintransacties contant opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen in de kern evenwel niet meer dan verwervingshandelingen die niet tegelijk ook gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van deze gelden.
Tot eenzelfde oordeel komt de rechtbank ten aanzien van de sieraden. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier geen aanknopingspunten waaruit kan worden afgeleid dat verdachte en zijn mededaders een gedraging hebben verricht die gericht is geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de door eigen misdrijf verkregen sieraden.
De rechtbank komt dus niet tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde (eenvoudige) witwassen en zal de verdachte hiervan vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 09/239358-23
2
hij, op 3 oktober 2023, te ‘s-Hertogenbosch, een voorwerp, te weten: een contant geldbedrag van 39.380,00 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dit voorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf;
3
hij op 3 oktober 2023, te ‘s-Hertogenbosch, wapens van categorie III sub 1, te weten
- een semi automatisch pistool (Glock, model 19 Gen 4, kaliber 9x19 mm) en
- een gaspistool (Umarex, Glock 17 Gen 5, kaliber 9mm)
en
munitie van categorie III, te weten
- acht stuks pistoolmunitie (kaliber 9x19 mm) en/of
- twee stuks pistoolmunitie (Sellier & Bellot; kaliber 9X19 mm)
voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 09/057496-23
1
hij op 22 juni 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en
het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het afgeven van haar bankpas en haar
pincodes en sieraden, door:
- zich onder valse naam (“ [valse naam] ”) voor te doen als (Rabo)bankmedewerker door voornoemde [slachtoffer 8] (namens een bank) een SMS te sturen waarin werd vermeld dat er geprobeerd was om geld van de rekening van [slachtoffer 8] te halen en dat [slachtoffer 8] een bepaald nummer moest bellen, en deze [slachtoffer 8]
- telefonisch te woord te staan en zich voor te doen als een bankmedewerker en
- te verzoeken om haar bankpas en creditcard in te leveren en
- te vragen naar haar pincodes, en
- zich naar de woning van die [slachtoffer 8] te begeven, en
- bij die [slachtoffer 8] aan te bellen, en zich aan de deur voor te doen als bankmedewerker en de koerier en
- een toegangscode/controlecode te noemen, en
- de woning te betreden en uiteindelijk een bankpas en sieraden (ring, armband en oorbellen) mee te nemen;
2.
hij op of omstreeks 22 juni 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen,
een geldbedrag van 328.406,23 euro, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te
nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zich toegang te verschaffen tot de internetbankierenomgeving en bankrekening van voornoemde [slachtoffer 8] , met gebruikmaking van aan deze [slachtoffer 8] toebehorende inloggegevens en bankpassen zonder dat verdachte en zijn mededaders gerechtigd waren tot
het gebruik van deze inloggegevens en bankpassen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien en voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten zal komen, het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf bepleit. De raadsvrouw heeft daarbij verzocht in ieder geval geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan het aantal dagen dat hij in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de raadsvrouw in het kader van de straftoemeting gewezen op de jonge leeftijd van verdachte en de straffen die zijn opgelegd aan de medeverdachten in de strafzaak “Washington”.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan oplichting en diefstal met een valse sleutel. Verdachte en zijn mededaders hebben zich uitgegeven als medewerker van een bank en hebben op zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij en zijn mededaders in die hoedanigheid van het slachtoffer [slachtoffer 8] wisten te winnen. Met een listig verhaal hebben verdachte en zijn mededaders [slachtoffer 8] bewogen tot het afgeven van haar bankpassen en pincodes. Vervolgens is er ruim € 328.000,00 van haar bankrekening gehaald. Ook werd [slachtoffer 8] bewogen tot het afgeven van sieraden.
Bankhelpdeskfraude is een ernstige vorm van criminaliteit die, naast financiële schade, veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij de slachtoffers teweeg brengen. Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen doelbewust tot slachtoffer worden gemaakt, vanwege hun grote kwetsbaarheid en afhankelijkheid.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij enkel uit financieel gewin heeft gehandeld en op geen enkele wijze oog heeft gehad voor de kwetsbaarheid en de belangen van het slachtoffer. Bovendien neemt verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
Tot slot heeft verdachte een semi automatisch pistool, een gaspistool en daarbij horende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt grote risico’s mee voor de veiligheid van personen. Vuurwapens vormen een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit van vuurwapens maar al te vaak leidt tot het gebruik ervan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Het geladen semi automatische pistool werd in een stoel aangetroffen in de woonkamer van een woning waarin ook klein kind verbleef. De rechtbank neemt dit verdachte extra kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van GGZ Fivoor Advies Rotterdam van 30 januari 2024. In het advies is beschreven dat de reclassering veel zorgen heeft over verdachte. De reclassering ziet problemen op verschillende leefgebieden, waaronder het contact met familie (voornamelijk zijn broer), sociaal netwerk, middelengebruik, psychosociaal functioneren en zijn houding. Ten tijde van het reclasseringstoezicht kwam verdachte zijn afspraken onvoldoende na, gaf hij onvoldoende openheid van zaken en is hij niet goed in beeld bij de reclassering. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De reclassering ziet geen mogelijkheden om binnen een ambulant kader de risico’s op recidive in te perken. De reclassering acht een strikter kader in de vorm van een klinische opname aangewezen. Aangezien verdachte heeft aangegeven zich niet te willen conformeren aan een klinisch traject, is de reclassering van mening onvoldoende kaders te kunnen bieden om het recidiverisico te verminderen. De reclassering adviseert om ingeval van het opleggen van een straf daaraan geen bijzondere voorwaarden te verbinden.
Daarnaast heeft de rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 5 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte op 29 maart 2022 door de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland is veroordeeld voor het medeplegen van poging tot doodslag tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Ook is verdachte op 31 mei 2022 door de politierechter van de rechtbank Oost-Brabant veroordeeld voor vernieling tot een geldboete van € 500,00.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat onderhavige feiten zijn gepleegd tijdens een lopende proeftijd van een voorwaardelijke straf die hem werd opgelegd. De forse voorwaardelijk gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De op te leggen straf
Gezien de ernst en omvang van de gepleegde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Wel komt de rechtbank tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist, omdat zij verdachte integraal vrijspreekt van het onder parketnummer 09/239358-23 feit 1 en feit 4 ten laste gelegde.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht ten aanzien van wapens en fraude. Bij het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en een gaspistool is gevangenisstraf voor de duur van vier maanden respectievelijk één maand het uitgangspunt. Ten aanzien van het voorhanden hebben van munitie is een geldboete het uitgangspunt.
De rechtbank zal daarnaast rekening houden met de volgende strafvermeerderende factoren: het vuurwapen was geladen, binnen handbereik van verdachte en in de omgeving van kinderen.
Ten aanzien van de oriëntatiepunten voor fraude is het benadelingsbedrag in grote mate bepalend. Deze oriëntatiepunten geven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf tot achttien maanden in overweging bij een benadelingsbedrag van € 250.000,00 tot € 500.000,00. De rechtbank houdt als strafvermeerderende factor onder meer rekening de omstandigheid dat de verdachte zich blijkens de gegevens op zijn telefoon op grotere schaal heeft bezig gehouden met bankhelpdeskfraude, alsmede met het feit dat in de cel van verdachte een telefoon is aangetroffen waarin meerdere chatberichten worden uitgewisseld die wijzen op bankhelpdeskfraude. Kennelijk weerhoudt ook detentie verdachte er niet van om zich bezig te blijven houden met strafbare feiten.
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf van dertig maanden passend en geboden. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel, zoals door de raadsvrouw is bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
De vorderingen tot schadevergoeding
Parketnummer 09/239358-23
[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van
€ 1.768,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 768,00 aan materiële schade en € 1.000 aan immateriële schade.
[naam 3]heeft zich namens de inmiddels overleden
[slachtoffer 6]als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van
€ 4.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[naam 3]heeft zich voorts namens de inmiddels overleden
[naam 4]als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van
€ 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Parketnummer 09/057496-24
[bedrijfsnaam] B.V.heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van
€ 244.801,34, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot:
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 768,00 en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor de immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] B.V., vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van [naam 4] .
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens de door haar bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsvrouw het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 6] en [naam 4] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld volgens de aangifte van de Rabobank de benadeelden volledig schadeloos zouden zijn gesteld en dat om die reden de niet-ontvankelijkverklaring althans afwijzing moet volgen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vordering van [slachtoffer 1]
Omdat verdachte van de hem onder parketnummer 09/239358-23 feiten 1 en 4 wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 1] op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen proceskosten dragen.
7.4.2
De vordering van [slachtoffer 6]
Omdat verdachte van de hem onder parketnummer 09/239358-23 feiten 1 en 4 wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 6] op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen proceskosten dragen.
7.4.3
De vordering van [naam 4]
Omdat verdachte van de hem onder parketnummer 09/239358-23 feiten 1 en 4 wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij [naam 4] op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen proceskosten dragen.
7.4.4
De vordering van [bedrijfsnaam] B.V.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de vordering geheel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [bedrijfsnaam] B.V. heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte voor het onder parketnummer 09/057496-24 feit 1 zal worden veroordeeld en hij daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 365 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde “1 STK Pistool (Glock 19)” en “1 STK Pistool (Umarex Glock)” vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 5 december 2023 gevorderd dat van de bij parketnummer 18/258753-21 door de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland op 29 maart 2022 voorwaardelijke opgelegde straf van negen maanden gevangenisstraf, acht maanden gevangenisstraf ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen omdat het een veroordeling voor een andersoortig feit betreft. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de proeftijd te verlengen en meer subsidiair is verzocht de vordering gedeeltelijk toe te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Verdachte heeft de algemene voorwaarde niet nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Anders dan de verdediging heeft bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om de proeftijd te verlengen of de vordering gedeeltelijk toe te wijzen.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van het (resterende) voorwaardelijk gedeelte van de bij voormeld vonnis aan de verdachte opgelegde straf, te weten acht maanden gevangenisstraf.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 36f, 47, 57, 311, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11. De beslissing

De rechtbank:
parketnummer 09/239358-23
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/239358-23 onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/239358-23) onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
witwassen;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
parketnummer 09/057496-23
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II met parketnummer 09/057496-23 onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding II met parketnummer 09/057496-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
oplichting;
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vorderingen van de benadeelde partijen:
[slachtoffer 1]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
[slachtoffer 6]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
[naam 4]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
[bedrijfsnaam] B.V.
veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 244.801,34, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2023;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden.
de schadevergoedingsmaatregel:
legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 244.801,34, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 365 dagen kan worden toegepast;
bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
bepaalt dat als (een van) de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen aan de benadeelde partij of de Staat;
onttrekt aan het verkeer de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
  • 1 STK (Glock 19)
  • 1 STK Pistool (Umarex Glock);
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland van 29 maart 2022, gewezen onder parketnummer 18/258753-21, te weten een gevangenisstraf voor de duur van
8 (ACHT) MAANDEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.A.M. Veraart, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. M.R. Aaron, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352.
2.Hoge Raad 20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1115, r.o. 2.8.
3.idem, r.o. 2.8.
4.Hoge Raad 13 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2842.