ECLI:NL:RBDHA:2024:14406

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
NL22.23877 en NL22.23874
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvragen onder de Richtlijn tijdelijke bescherming

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen van 26 maart 2022. Eiseres heeft de Oekraïense nationaliteit en eiser de Syrische nationaliteit met een Oekraïense verblijfsvergunning. Beide eisers vallen onder de Richtlijn tijdelijke bescherming en hebben op 26 maart 2022 asielaanvragen ingediend. Op 26 oktober 2022 hebben zij verweerder in gebreke gesteld omdat er niet tijdig op hun aanvragen was beslist. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een zitting op 13 augustus 2024, maar eisers hebben verzocht om uitspraak op basis van de stukken, wat door verweerder werd goedgekeurd. De rechtbank heeft daarom uitspraak gedaan buiten zitting.

Verweerder stelt dat de beslistermijn voor eisers anders is dan de standaard zes maanden, zoals vastgelegd in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000. Volgens artikel 43a van de Vw moet er binnen zes maanden na afloop van de tijdelijke bescherming beslist worden. De rechtbank concludeert dat de beslistermijnen pas gaan lopen na beëindiging van de tijdelijke bescherming. Dit betekent dat de ingebrekestelling van eisers te vroeg is ingediend, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eisers geen recht hebben op een beslissing over hun asielaanvragen op dit moment. De uitspraak is gedaan door rechter J. Smeets in aanwezigheid van griffier M.C. Bakker en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.23877 en NL22.23874

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] en [eiser] , eisers

V-nummers: [v-nummer 1] en [v-nummer 2]
(gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen van 26 maart 2022.
1.1.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank had partijen uitgenodigd om de beroepen op 13 augustus 2024 op zitting te behandelen. De gemachtigde van eisers heeft aangegeven dat zij niet ter zitting zullen verschijnen en de rechtbank verzocht om de zaken op de stukken af te doen. Verweerder heeft aangegeven ook akkoord te zijn met een uitspraak buiten zitting. De rechtbank doet daarom uitspraak buiten zitting met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft de Oekraïense nationaliteit. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en heeft een Oekraïense verblijfsvergunning. Eisers vallen onder de Richtlijn tijdelijke bescherming [1] . Eisers hebben op 26 maart 2022 asielaanvragen ingediend. Op 26 oktober 2022 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld omdat hij niet op tijd zou hebben beslist op eisers’ asielaanvragen.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit artikel 17 van de Richtlijn tijdelijke bescherming volgt dat in het geval van eisers een andere beslistermijn aan de orde is dan de standaard zes maanden die volgt uit artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Dit is uitgewerkt in artikel 43a van de Vw waarin is opgenomen dat binnen zes maanden na afloop van de tijdelijke bescherming beslist moet worden. Omdat tijdelijke bescherming maximaal drie jaar kan duren, is daaraan ook inherent dat de maximale beslistermijn van 21 maanden die gesteld wordt door de Procedurerichtlijn [2] kan worden overschreden.
Wat vinden eisers in beroep?
4. In de Richtlijn tijdelijke bescherming, het Uitvoeringsbesluit en in de nationale regelgeving is niet beoogd de rechten van asielzoekers te beperken. Daarnaast is er geen sprake van een prematuur ingediend beroep niet tijdig beslissen, omdat eisers op het moment dat het beroep werd ingediend nog niet wisten dat zij onder de Richtlijn tijdelijke bescherming vielen. Het onnodig lijden van eisers door het gebrek aan helderheid hierover moet gecompenseerd worden met een proceskostenveroordeling.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Uit artikel 43a, eerste lid, van de Vw blijkt dat binnen zes maanden na afloop van de tijdelijke bescherming beslist moet worden op de asielaanvragen van eisers. Artikel 43a, eerste lid, van de Vw is de implementatie van artikel 17, tweede lid, van de Richtlijn tijdelijke bescherming. Daarin staat dat het onderzoek van een asielaanvraag die niet voor het einde van de periode van tijdelijke bescherming is behandeld, na het verstrijken van die periode wordt voltooid. In de toelichting van de Europese Commissie staat dat dit lid aangeeft dat de toegang tot de asielprocedure uiterlijk aan het einde van de tijdelijke bescherming plaats moet vinden. Hieruit leidt de rechtbank af dat het wel toegestaan is om tijdens de periode van tijdelijke bescherming te beslissen, maar dat dit niet verplicht is. De beslistermijnen van het in artikel 42 van de Vw geïmplementeerde artikel 31 van de Procedurerichtlijn, en dus ook de maximale beslistermijn van 21 maanden, gaan pas lopen na beëindiging van de tijdelijke bescherming. [3]

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de beslistermijn nog niet is verstreken en de ingebrekestelling van 26 oktober 2022 te vroeg is ingediend. Omdat geen sprake is van een geldige ingebrekestelling, moet het beroep niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG en Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382.
2.Richtlijn 2013/32/EU.
3.Vgl. de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem op 8 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10491.