ECLI:NL:RBDHA:2024:14405

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
AWB 24/11229
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke bezwaar tegen weigering paspoortverstrekking aan de ambassade van Burundi

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar heeft gemaakt tegen de weigering van de minister van Asiel en Migratie om haar paspoort aan de ambassade van Burundi te verstrekken voor een contra-expertise. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 juli 2024 behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

Verzoekster had een verzoek om naturalisatie ingediend en daarbij een Burundees paspoort overgelegd. De minister heeft dit verzoek afgewezen op 15 mei 2024, omdat er vermoedens waren dat het paspoort frauduleus was verkregen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering om het paspoort naar de ambassade van Burundi te sturen. In haar verzoek om voorlopige voorziening vraagt zij om teruggave van het paspoort of, als dat niet mogelijk is, om het paspoort naar de ambassade te sturen.

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot teruggave van het paspoort niet-ontvankelijk, omdat dit verzoek niet samenhangt met het huidige bezwaar. Voor het verzoek om het paspoort naar de ambassade te sturen, wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. De voorzieningenrechter oordeelt dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen heeft, omdat de weigering van de minister niet kan worden aangemerkt als een feitelijke handeling in de zin van artikel 72, lid 3 van de Vreemdelingenwet. Er staat namelijk een andere adequate bestuurlijke rechtsgang open, namelijk het bezwaar tegen het naturalisatiebesluit.

De voorzieningenrechter begrijpt de urgentie van verzoekster, die snel naar Burundi wil reizen vanwege de ziekte van haar vader, maar ziet geen juridische mogelijkheid om tot een ander oordeel te komen. De uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/11229

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. C.M. Suurmeijer),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Smulders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster hangende bezwaar tegen de weigering van verweerder om haar paspoort aan de ambassade van Burundi te verstrekken voor een contra-expertise.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, mr. W. Boelens als waarnemer van de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoekster heeft een verzoek om naturalisatie ingediend en hierbij een Burundees paspoort overgelegd aan verweerder. Verweerder heeft het verzoek om naturalisatie met het besluit van 15 mei 2024 afgewezen omdat niet is uitgesloten dat het paspoort frauduleus is verkregen. In het besluit heeft verweerder geweigerd om het paspoort te verstrekken aan de ambassade van Burundi voor een contra-expertise. Op 25 juni 2024 heeft verzoekster bezwaar ingediend tegen de weigering van verweerder om het paspoort naar de Burundese ambassade op te sturen.
Wat vindt verzoekster in de voorzieningenprocedure?
3. Verzoekster verzoekt de rechtbank om de voorlopige voorziening toe te wijzen dat verweerder haar paspoort aan haar terug moet geven of, in tweede instantie, dat verweerder binnen drie dagen het paspoort op moet sturen naar de ambassade van Burundi. Verzoekster moet naar Burundi met haar kinderen om het paspoort van haar zoon te verlengen en om haar vader te bezoeken die ziek is.

Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?

4. Voor zover het verzoek strekt tot teruggave van het paspoort aan verzoekster, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dit verzoek hangt namelijk niet samen met het huidige bezwaar. Het bezwaar is gericht tegen het weigeren van verweerder om het paspoort van verzoekster naar de ambassade van Burundi op te sturen voor een contra-expertise. Als verzoekster haar paspoort terug wil, moet zij een verzoek om teruggave indienen bij verweerder. Wanneer verweerder de teruggave weigert, kan verzoekster daartegen bezwaar indienen en hangende dat bezwaar een voorlopige voorziening aanvragen om haar paspoort sneller terug te krijgen.
5. Voor zover het verzoek strekt tot het opsturen van het paspoort naar de Burundese ambassade, wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. De voorzieningenrechter neemt spoedeisend belang aan omdat verzoekster op korte termijn naar Burundi wil reizen vanwege de ziekte van haar vader en er daarom een groot belang bij heeft dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over de echtheid van haar paspoort. Verweerder heeft namelijk gesteld dat zo lang deze duidelijkheid er niet is, verweerder niet bereid zal zijn het paspoort aan verzoekster terug te geven. Het gemaakte bezwaar heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter echter geen redelijke kans van slagen. De weigering van verweerder om het paspoort naar de Burundese ambassade te sturen is niet aan te merken als feitelijke handeling in de zin van artikel 72, derde lid van de Vreemdelingenwet. Hiervoor is namelijk vereist dat er geen andere adequate bestuurlijke rechtsgang tegen de weigering openstaat. [1] In dit geval staat er wel een andere adequate bestuurlijke rechtsgang open. Verzoekster kan de weigering om haar paspoort naar de Burundese ambassade op te sturen namelijk ter discussie stellen in het bezwaar tegen het naturalisatiebesluit. Op de zitting is gebleken dat er tegen het naturalisatiebesluit bezwaar is gemaakt, maar het verzoek om een voorlopige voorziening zal dan met dat bezwaar moeten samenhangen.
6. De voorzieningenrechter begrijpt dat dit oordeel erg vervelend is voor verzoekster omdat zij op de zitting heeft aangegeven dat de school van haar zoon eind augustus weer begint en zij daarom alleen voor die tijd nog naar Burundi kan gaan. Maar de voorzieningenrechter ziet juridisch geen mogelijkheid om tot een ander oordeel te komen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening, voor zover dit ziet op teruggave van het paspoort aan verzoekster, niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening, voor zover dit ziet op het opsturen van het paspoort naar de Burundese ambassade, af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3631, r.o. 2.2.