ECLI:NL:RBDHA:2024:1438
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering bevestiging optieverklaring Nederlanderschap en de gevolgen van verlies van nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de minister van Buitenlandse Zaken om een optieverklaring voor het Nederlanderschap te bevestigen. Eiser, geboren in 1989 in [land 2], heeft door geboorte zowel de Zuid-Afrikaanse als de Nederlandse nationaliteit verkregen. Echter, door het verlies van het Nederlanderschap van zijn moeder op 1 januari 1995, heeft eiser ook zijn Nederlanderschap verloren. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat dit verlies onevenredig is en dat hij recht heeft op herstel van zijn nationaliteit en Unieburgerschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op goede gronden heeft geoordeeld dat het verlies van het Nederlanderschap niet onevenredig was, en dat de Unierechtelijke evenredigheidstoets een individuele toets is. De rechtbank heeft het advies van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gevolgd, dat concludeerde dat eiser op het moment van verlies geen gebruik maakte van zijn Unierechten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister niet verplicht was om eiser of zijn moeder individueel te informeren over de regels omtrent het behoud van het Nederlanderschap. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de weigering van de optieverklaring terecht was.