Op 9 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De maatregel was opgelegd op 21 juni 2024 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 5 september 2024 gesloten.
De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring alleen rechtmatig kan zijn als er een terugkeerbesluit is genomen. In dit geval was het terugkeerbesluit van 13 mei 2024 enkel gericht op Algerije, terwijl de Algerijnse autoriteiten de nationaliteit van eiser niet hebben bevestigd. De rechtbank concludeerde dat er vanaf 3 augustus 2024 geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Algerije meer bestond, waardoor de maatregel van bewaring onrechtmatig was.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de maatregel van bewaring opgeheven en een schadevergoeding van € 3.700,-- toegekend aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 875,--. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.