ECLI:NL:RBDHA:2024:14353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
NL24.34252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige maatregel van bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 9 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De maatregel was opgelegd op 21 juni 2024 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 5 september 2024 gesloten.

De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring alleen rechtmatig kan zijn als er een terugkeerbesluit is genomen. In dit geval was het terugkeerbesluit van 13 mei 2024 enkel gericht op Algerije, terwijl de Algerijnse autoriteiten de nationaliteit van eiser niet hebben bevestigd. De rechtbank concludeerde dat er vanaf 3 augustus 2024 geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Algerije meer bestond, waardoor de maatregel van bewaring onrechtmatig was.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de maatregel van bewaring opgeheven en een schadevergoeding van € 3.700,-- toegekend aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 875,--. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak buiten zitting

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34252
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. G.A. Dorsman),
en
de minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: mr. L.K. Slavenburg).

Procesverloop

Verweerder heeft op 21 juni 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Zij heeft het onderzoek op 5 september 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1995 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 29 juli 2024 (in de zaak NL24.28338) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, op 24 juli 2024, rechtmatig was. [1] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is omdat de Algerijnse autoriteiten de gestelde Algerijnse nationaliteit van eiser niet hebben bevestigd, terwijl Algerije het enige land is dat is genoemd in het aan eiser opgelegde terugkeerbesluit van 13 mei 2024. Verweerder heeft nagelaten een aanvullend terugkeerbesluit te nemen waarin een ander land van terugkeer wordt genoemd.
5. Uit artikel 15 en de systematiek van de Terugkeerrichtlijn vloeit rechtstreeks voort dat een maatregel van bewaring, opgelegd aan een burger van een derde land die illegaal in Nederland verblijft, in beginsel alleen mag worden opgelegd als voorafgaand aan dan wel gelijktijdig met die maatregel een terugkeerbesluit is genomen. De bewaringsrechter is bevoegd te controleren of aan die voorwaarde is voldaan. [2]
6. In elk terugkeerbesluit moet worden vermeld naar welk van de in artikel 3, aanhef en derde lid, van de Terugkeerrichtlijn bedoelde derde landen de burger van een derde land tot wie dat besluit is gericht, moet worden verwijderd. Het Hof van Justitie van de EU laat geen ruimte voor uitzonderingen op deze regel. [3]
7. Verweerder heeft de maatregel van bewaring op 21 juni 2024 gebaseerd op een terugkeerbesluit van 13 mei 2024 waarin alleen Algerije als land van terugkeer is vermeld. Naast de LP-aanvraag bij de Algerijnse autoriteiten, is verweerder op 25 juni 2024 ook een
LP-aanvraag bij Marokko gestart. Vervolgens heeft de Algerijnse ambassade op 3 augustus 2024 bij verweerder aangegeven dat in de zaak van eiser de (Algerijnse) nationaliteit niet is bevestigd. Daarop heeft verweerder het proces voor een LP-aanvraag voor dat land beëindigd. Het is niet gebleken dat verweerder een aanvullend terugkeerbesluit heeft genomen waarin als land van terugkeer Marokko, of enig ander land, wordt genoemd.
8. Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden was er vanaf 3 augustus
2024 feitelijk geen uitzicht meer op uitzetting naar Algerije. In het verlengde van wat de
Afdeling in haar uitspraak van 2 juni 2021 heeft overwogen over de systematiek van de Terugkeerrichtlijn kon verweerder eiser vanaf 3 augustus 2024 niet op basis van een terugkeerbesluit in bewaring stellen/houden. De beroepsgrond slaagt.
9. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is met ingang van 3 augustus 2024 onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag.
10. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 37 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 37 x € 100,-- (verblijf detentiecentrum) = € 3.700,--.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 3.700,-- (drieduizendzevenhonderd euro) te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,-- (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 9 september 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl. (http://www.rechtspraak.nl/)
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1155.
3.Zie het arrest M. e.a. van 24 februari 2021, M e.a., ECLI:EU:C:2021:127, punt 39.