Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Eiser voert aan dat sprake is van een schending van artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb. Niet is gebleken dat aan eiser schriftelijk, in een voor hem begrijpelijke taal, de redenen en de inhoud van de maatregel van bewaring zijn medegedeeld alsmede dat daartegen beroep kan worden ingesteld, waarbij eiser recht heeft op rechtsbijstand. Aan hem is slechts een informatiefolder uitgereikt. Deze kan niet in de plaats worden gesteld van de vereiste schriftelijke mededeling. Eiser meent dat geen plaats meer is voor een belangenafweging of dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen, nu verweerder ruim zeven maanden na de uitspraak van de Afdeling [2] van 15 november 2023 [3] nog steeds volhardt in zijn met de wet strijdige praktijk.
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld;
4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.