ECLI:NL:RBDHA:2024:14349

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
NL24.23067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf en beoordeling hoorplicht

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd afgewezen op 16 februari 2023, en het bezwaar werd op 6 mei 2024 kennelijk ongegrond verklaard door de minister van Buitenlandse Zaken. De rechtbank heeft de zaak op 5 augustus 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was, omdat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het doel en de omstandigheden van haar verblijf in Nederland. Eiseres betoogde dat zij ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarprocedure, maar de rechtbank oordeelt dat de minister in dit geval niet verplicht was om haar te horen, aangezien het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank stelt vast dat eiseres onvoldoende informatie heeft verstrekt over haar sociale en economische binding met Syrië, en dat de minister terecht twijfels heeft geuit over haar voornemen om Nederland tijdig te verlaten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de visumaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23067

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Akbalik),
en

de minister van Buitenlandse Zaken

(mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag visum kort verblijf van eiseres.
1.1.
De aanvraag is met het besluit van 16 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 mei 2024 heeft de minister het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Ook was referent aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de visumaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
5. Een visumaanvraag voor kort verblijf wordt onder andere afgewezen als de aanvrager het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond, niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken of indien er redelijke twijfel bestaat over het voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. [1] Bij de beoordeling hiervan heeft de minister een ruime beoordelingsmarge. [2]
Hoorplicht
6. Eiseres betoogt dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar, waardoor de minister de hoorplicht heeft geschonden. Als eiseres gehoord was, had zij de kans gehad om de minister te overtuigen van het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf van eiseres. Zij is ten onrechte niet gehoord over de informatie die bij ‘vragenlijst visumaanvraag’ heeft verstrekt, aldus eiseres.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. Uitgangspunt is dat de minister verplicht is om de vreemdeling te horen in bezwaar. [3] Hiervan mag worden afgezien wanneer een bezwaar kennelijk ongegrond is. [4] Dat is het geval als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat wat in bezwaar is aangevoerd niet kan leiden tot een ander besluit. [5] De minister heeft in het bestreden besluit toegelicht dat horen in bezwaar in dit geval niet had geleid tot een ander oordeel, omdat dit niets verandert aan de binding van eiseres met Syrië. In bezwaar zijn geen stukken overgelegd ter onderbouwing van de stellingen over de woon- en leefsituatie van eiseres in het land van herkomst. In de bezwaarprocedure is voldoende gelegenheid geboden om informatie te verstrekken en stukken te overleggen om de minister te overtuigen van het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf. Eiseres heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. In de bezwaarfase is alleen een summier ingevulde vragenlijst retour gestuurd zonder bewijsstukken. Niet is aannemelijk gemaakt dat de gevraagde stukken niet overgelegd kunnen worden en dat bepaalde informatie niet verstrekt kan worden. Alles overwegende heeft de minister terecht van het horen kunnen afzien.
Doel en omstandigheden voorgenomen verblijf
7. Eiseres betoogt dat zij wel degelijk relevante informatie heeft overgelegd over de relatie tussen haar en referent. In beroep is nog een familieboekje overgelegd. Eiseres wijst verder op de garantstelling waarin staat wat hun relatie is, een kopie van het paspoort en een kopie van de verzekering. Daarbij komt dat de ‘vragenlijst visumaanvraag’ is ingevuld en in de gronden van het bezwaar het doel en omstandigheden van het voorgenomen verblijf nader is toegelicht. Ook van belang is dat referent gezien zijn bedrijfsactiviteiten en de burgeroorlog niet naar Syrië kan gaan. In dit geval is daarom noodzakelijk dat eiseres naar Nederland komt. Op de zitting heeft eiseres er nog op gewezen dat de minister ten onrechte tegenwerpt dat de familieband niet is aangetoond aangezien uit artikel 12 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet volgt dat de garantsteller een familielid moet zijn. Eiseres heeft daarbij ook verwezen naar een vergelijkbare zaak waarin wel een visum is verleend en minder hoge eisen werden gesteld dan in het geval van eiseres. [6]
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de relatie tussen eiseres en referent niet is aangetoond. Op het visumaanvraagformulier heeft eiseres aangegeven voor familiebezoek naar Nederland te willen komen. Het feit dat de door eiseres opgegeven reden van bezoek nu juist ziet op de gestelde relatie met referent maakt dat de minister terecht tegenwerpt dat het doel van de reis- en de verblijfsomstandigheden onvoldoende zijn aangetoond, dan wel aannemelijk gemaakt. Het in beroep overgelegde familieboekje maakt dit niet anders, aangezien deze ziet op eiseres en haar partner en niet op de relatie met referent. De minister stelt verder terecht dat de niet onderbouwde (herhaalde) verklaringen in het bezwaarschrift, het ‘bewijs van garantstelling en/of particuliere logieverstrekking’, de vragenformulieren en het kopie van een oud paspoort van referent onvoldoende zijn om te oordelen dat de gestelde relatie is aangetoond, dan wel aannemelijk gemaakt. Gelet op de inhoud van het besluit van 16 februari 2023 had het op de weg van eiseres gelegen om in de bezwaarprocedure alsnog relevante objectiveerbare bewijsstukken en/of informatie over de gestelde familierelatie aan te leveren. Dit is niet gebeurd en komt voor eigen rekening en risico van eiseres. Niet is gebleken dat dergelijke bewijsstukken niet overgelegd zouden kunnen worden. Gelet hierop is niet voldaan aan het gestelde criterium dat de visumaanvrager het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden moet aantonen. Dat uit artikel 12 van de Vw 2000 niet volgt dat de garantsteller een familielid moet zijn maakt dit niet anders, omdat eiseres zelf heeft gesteld familie te zijn van referent en dit de opgegeven reden is voor het bezoek. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt ook niet. De zaak waar op de zitting door eiseres naar is verwezen betreft een vreemdeling met de Marokkaanse nationaliteit en is dus niet vergelijkbaar met de zaak van eiseres.
Sociale en economische binding met het land van herkomst
8. Eiseres betoogt dat ten onrechte getwijfeld wordt aan haar voornemen om het grondgebied van de lidstaten voor het verstrijken van haar visum te verlaten. Zij heeft de pensioenleeftijd bereikt en ontvangt ook pensioen in Syrië. Een vertaalde verklaring hierover van het Syrische ministerie van Sociale Zaken en Arbeid is in beroep overgelegd. Daarbij komt dat zij nog een dochter, een zoon, een zus en een broer heeft die allen in Dubai wonen. Zij heeft tot op heden niet geprobeerd om zich bij haar kinderen te voegen. Ook zou het voor eiseres makkelijker zijn om zich te voegen bij een kind dat in een Arabisch land woont dan bij haar zoon die in Nederland verblijft, gelet op de culturele achtergrond. Eiseres heeft echter geen interesse in een verblijf buiten Syrië, zij hecht veel waarde aan haar huidige situatie en kan bovendien haar gehandicapte zoon in Syrië niet in de steek laten. Zij heeft relevante zorgtaken en zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen die maken dat zij tijdig Nederland zal verlaten. De minister heeft onvoldoende rekening gehouden met de relevante factoren en heeft nagelaten te kijken naar de concrete intentie en omstandigheden van eiseres. In dit geval is niet gemotiveerd waarom sprake is van redelijke twijfel omtrent haar voornemen, om het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van haar visum.
8.1.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat de sociale en economische binding van eiseres met het land van herkomst onvoldoende is aangetoond, dan wel zeer gering gebleken. In dit verband heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres meerdere kinderen heeft die in het buitenland wonen. Al bekend was dat referent in Nederland woont en een andere zoon in Zweden. Op zitting is duidelijk geworden dat een zoon, een dochter, een zus en een broer van eiseres in Dubai wonen. Daarnaast wijst de minister er terecht op dat eiseres geen stukken heeft ingediend die aantonen dat zij in Syrië samenwoont met haar zoon waarvan zij stelt dat hij hulpbehoevend is. In de vragenlijst, de gronden van het bezwaar- en beroepschrift zijn er geen enkele gegevens verstrekt met betrekking tot de leeftijd van haar zoon, de woonsituatie en over de gestelde zorg die haar zoon nodig zou hebben. Niet is gebleken dat haar zoon hulpbehoevend is en dat eiseres haar zoon daadwerkelijk verzorgt en dat er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen die eiseres zouden dwingen om terug te keren naar haar land van herkomst. Op grond hiervan mocht de minister stellen dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat de sociale binding van eiseres met het land van herkomst zodanig sterk is dat tijdige terugkeer gewaarborgd wordt. Over de economische binding van eiseres met het land van herkomst wijst de minister er niet ten onrechte op dat eiseres het Syrische pensioen ook kan blijven ontvangen bij verblijf in het buitenland. Ten opzichte van de omstandigheid dat eiseres in het bezit is van onroerend goed in het land van herkomst heeft de minister ook voldoende gemotiveerd dat dit geen substantiële economische binding met het land van herkomst vormt, aangezien voor het bezit geen fysieke aanwezigheid is vereist. Gelet op deze overwegingen heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat eiseres een zodanige economische binding heeft met het land van herkomst dat tijdige terugkeer naar dat land redelijkerwijs gewaarborgd is te achten.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 32, eerste lid, onder a, onderdeel ii, iii en onder b van de Visumcode.
2.Dit volgt uit HvJEU 19 december 2013, ECLI:EU:C:2013:862 (
3.Dit staat in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Dit staat in artikel 7:3 onder b van de Awb.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 6 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918, r.o. 4.
6.Eiseres verwijst naar het besluit in de zaak NL24.16898.