In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van drie eisers, van Eritrese nationaliteit, tegen de afwijzing van hun aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvragen werden afgewezen door de Minister van Asiel en Migratie, met een besluit van 7 november 2022, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd bij een besluit van 24 januari 2024 gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren, evenals een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de identiteit van de biologische ouders van de eisers en de familierechtelijke relatie niet aannemelijk is gemaakt. De eisers, die de broers en zus zijn van de referente, stelden dat zij pleegkinderen zijn van de referente, die in Nederland verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd heeft. De rechtbank concludeert dat de documenten die door de referente zijn overgelegd, onvoldoende bewijs leveren voor de gestelde hoedanigheid van pleegouder. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat niet aannemelijk is gemaakt dat de biologische ouders zijn overleden of dat zij niet in staat zijn om voor de eisers te zorgen.
De rechtbank wijst erop dat de eisers in bewijsnood verkeren, maar dat dit geen rol meer speelt in de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank concludeert dat de aanvraag om een mvv terecht is afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelt dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden.