ECLI:NL:RBDHA:2024:14319

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
NL24.33769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring van een Marokkaanse vreemdeling met uitzicht op verwijdering

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling, eiser, die op 5 juni 2024 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 5 september 2024 gesloten. Eiser stelt dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is, omdat niet vaststaat dat de Marokkaanse autoriteiten het verzoek tot terugname hebben ontvangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de aanvraag op 14 juni 2024 is verzonden en dat er geen reden is om te twijfelen aan de ontvangst ervan. Eiser heeft geen concrete argumenten aangedragen die de rechtbank zouden doen twijfelen aan het zicht op uitzetting. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende voortvarend handelt in het uitzettingsproces en dat er geen aanleiding is om te oordelen dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.33769

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. J.W. Schaper).

Procesverloop

Verweerder heeft op 5 juni 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 5 september 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2001 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 21 juni 2024 (in de zaak NL24.24053) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 19 juni 2024 dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. [1] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is omdat niet vast staat dat de Marokkaanse autoriteiten het door verweerder verzonden LP [2] -verzoek daadwerkelijk hebben ontvangen. Uit de voortgangsrapportage blijkt immers niet duidelijk of de aanvraag digitaal of per post is verzonden en het kan niet worden uitgesloten dat er bij verzending per post iets is misgegaan. De rappels vinden plaats in het algemeen, zodat deze niet tot de ontdekking leiden dat een LP-aanvraag niet is ontvangen. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen op dit punt aanvullende informatie te verstrekken. Daarnaast werkt verweerder onvoldoende voortvarend aan de uitzetting doordat niet gericht wordt gevraagd naar de stand van het onderzoek.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten gegeven voor het oordeel dat niet langer sprake is van zicht op uitzetting. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat op 14 juni 2024 een LP-aanvraag is verzonden aan de Marokkaanse autoriteiten. Er is geen aanleiding voor twijfel over de goede ontvangst van deze aanvraag en dus ook geen aanleiding om verweerder te vragen hierover aanvullende informatie te verstrekken. Verder kan eiser het uitzettingstraject zelf bespoedigen door zijn medewerking te verlenen, wat hij verzuimt.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt. Sinds het sluiten van het onderzoek op 19 juni 2024 heeft verweerder drie keer gerappelleerd over de aanvraag voor een LP bij de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast heeft verweerder blijkens de voortgangsrapportage vertrekgesprekken gevoerd met eiser op 10 juli en 14 augustus 2024. Verweerder werkt met deze uitzettingshandelingen voldoende voortvarend aan eisers uitzetting naar Marokko.
7. Ook de ambtshalve toetsing leidt niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 6 september 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.De uitspraak is bekendgemaakt op:
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.laisser passez.