ECLI:NL:RBDHA:2024:14221

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
AWB 24/13043
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake leeftijdswijziging en opvang van asielzoeker

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) tot overplaatsing naar een opvang voor meerderjarigen. Verzoeker, die stelt minderjarig te zijn, heeft tegen het besluit van 15 augustus 2024 beroep ingesteld en verzocht om gedurende de beroepsprocedure als minderjarige te worden aangemerkt. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting vanwege de onverwijlde spoed van de zaak.

De voorzieningenrechter overweegt dat het COa in beginsel mag uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn om hieraan te twijfelen. Verzoeker heeft echter betoogd dat hij concrete aanknopingspunten heeft aangedragen die twijfels oproepen over zijn gewijzigde geboortedatum. De voorzieningenrechter wijst erop dat de belangenafweging in het voordeel van verzoeker valt, aangezien hij mogelijk in zijn belangen wordt geschaad door opvang in een locatie voor meerderjarigen.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, wat betekent dat het COa verzoeker niet mag overplaatsen naar de meerderjarigenopvang en hem moet terugplaatsen naar een opvanglocatie voor minderjarigen. Tevens wordt het COa veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-. Deze uitspraak is gedaan op 28 augustus 2024 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/13043

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. M.R.F. Berte),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, COa.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van het COa tot overplaatsing van verzoeker naar een opvang voor meerderjarigen. Bij besluit van het COa van 15 augustus 2024 heeft het COa het bezwaar van verzoeker tegen de overplaatsing per 2 juli 2024 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld [1] en de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat hij gedurende de beroepsprocedure wordt aangemerkt als minderjarige en niet – wederom – wordt overgeplaatst naar een meerderjarigen opvang. Indien verzoeker al is overgeplaatst, wordt verzocht te bepalen dat hij wordt teruggeplaatst naar de minderjarigenopvang.
1.1.
De voorzieningenrechter doet vanwege onverwijlde spoed uitspraak zonder zitting. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als tegen een besluit beroep is ingesteld en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.
3. Verzoeker betoogt dat hij een spoedeisend belang heeft bij een snelle beslissing van de voorzieningenrechter omdat hij stelt minderjarig te zijn. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem heeft op 2 augustus 2024 [3] bepaald dat verzoeker moet worden teruggeplaatst naar de minderjarigenopvang en de behandeling van zijn bezwaar daar mag afwachten. Nu het bezwaar ongegrond is verklaard, zal verzoeker worden overgeplaatst naar een reguliere opvanglocatie, waarvan hij uiterlijk twee dagen voor overplaatsing op de hoogte zal worden gebracht.
Wat ging vooraf aan de overplaatsing?
4. Verzoeker heeft op 26 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Daarbij heeft hij verklaard te zijn geboren op [geboortedatum 1] 2007 en dus ten tijde van de asielaanvraag minderjarig te zijn. Verzoeker is met toepassing van de werkinstructie (WI 2023/6) geschouwd door zowel de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel als de gehoormedewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, waarbij is geconcludeerd dat verzoeker evident meerderjarig is. De geboortedatum van verzoeker is aangepast in [geboortedatum 2] 2005. Het COa heeft op 2 maart 2024 het bericht over wijziging van de leeftijd van verzoeker van de minister ontvangen en heeft verzoeker per 2 juli 2024 overgeplaatst naar een opvang voor meerderjarigen. De minister heeft op 22 november 2023 van de Italiaanse autoriteiten het bericht ontvangen dat verzoeker daar is geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum 1] 2006. Op 12 juli 2024 heeft de minister geconstateerd dat de toegekende geboortedatum van [geboortedatum 2] 2005 onjuist is en dat in overeenstemming met de WI 2023/6, paragraaf 2.3.1. de toegekende geboortedatum [geboortedatum 3] 2006 moet zijn. Dit is met de kennisgeving van 12 juli 2024 aangepast.
5. Het COa stelt zich op het standpunt dat zij in beginsel mag uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn om hieraan te twijfelen. Naar aanleiding van het bezwaar van verzoeker tegen de overplaatsing heeft het COa navraag gedaan bij de minister over de leeftijdsbepaling. Het COa heeft vervolgens van de minister een memo ontvangen met uitleg waarom verzoeker als meerderjarig wordt aangemerkt. Volgens het COa is geen sprake van concrete aanknopingspunten op grond waarvan het COa zich nader - dan al is gedaan - met de minister zou moeten verstaan over mogelijke twijfel over de leeftijd van verzoeker. [4] Van strijd met de presumptie van minderjarigheid is geen sprake. Binnen opvangvoorzieningen voor meerderjarigen bestaan verder voldoende mogelijkheden voor extra begeleiding en maatwerk. Niet is gebleken dat verzoeker binnen de meerderjarigen opvang onvoldoende begeleiding zal ontvangen of de voorzieningen daar ontoereikend zijn.
6. Verzoeker betoogt dat hij in zijn gronden tegen de leeftijdswijziging door de minister wel degelijk concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht op grond waarvan kan worden getwijfeld aan de gewijzigde leeftijd. Verzoeker voegt daaraan toe dat hij zijn originele geboorteakte aan de minister heeft toegezonden. Verzoeker verwijst naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem bij uitspraak van 2 augustus 2024 [5] , waarin onder meer is overwogen dat het COa gezien de bezwaren tegen de leeftijdswijziging en de overplaatsing aanleiding had moeten zien om te wachten met het overplaatsen van verzoeker, omdat er reden voor twijfel bestond over zijn leeftijd. Dit geldt te meer omdat verzoeker inmiddels de originele geboorteakte heeft overgelegd.
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in het beroep verschillende rechtsvragen aan de orde zijn. In geschil is of het COa mocht uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister. Voor de beantwoording van die vraag moet worden beoordeeld of verzoeker concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat reden voor twijfel bestaat over zijn leeftijd. Daarbij speelt een rol dat verzoeker tegen het besluit op zijn bezwaar tegen de leeftijdswijziging beroep ingesteld (AWB 24/13262). De vraag of een leeftijdsschouw een geschikt instrument is om de leeftijd van een gestelde minderjarige te onderzoeken zal in oktober door deze rechtbank meervoudig worden behandeld. De voorzieningenrechter zal zich daarom beperken tot een afweging van de belangen van verzoeker en het COa in het kader van de verzochte voorlopige voorziening.
7.1.
Deze belangenafweging valt uit in het voordeel van verzoeker. Het verzoek strekt ertoe dat verzoeker de behandeling van zijn beroep in een opvanglocatie voor minderjarigen mag afwachten en dat het COa hem gedurende die tijd als minderjarige aanmerkt. Niet valt uit te sluiten dat verzoeker in zijn belangen wordt geschaad door opvang in een locatie voor meerderjarigen. De voorzieningenrechter vindt toewijzing van het verzoek voor het COa daarentegen niet zeer ingrijpend. Toewijzing van het verzoek komt, zoals hierboven overwogen, slechts neer op het niet overplaatsen van verzoeker naar de meerderjarigen opvang dan wel het terugplaatsen van verzoeker in de opvang voor minderjarigen, zonder dat wordt vooruitgelopen op de uitkomst van het beroep. Het COa heeft geen zwaarwegende belangen aan zijn zijde gesteld die spreken tegen het terugplaatsen van verzoeker in een opvanglocatie voor minderjarigen en de voorzieningenrechter is ook niet op een andere manier van zulke belangen gebleken. Onder deze omstandigheden kent de voorzieningenrechter aan het belang van verzoeker een doorslaggevend gewicht toe. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening dan ook toe.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Het treffen van een voorlopige voorziening betekent dat het COa verzoeker niet mag overplaatsen naar de meerderjarigen opvang dan wel moet terugplaatsen naar een opvanglocatie voor minderjarigen, waar hij de behandeling van zijn beroepschrift mag afwachten, en dat het COa hem als zodanig behandelt tot de beroepsprocedure is geëindigd.
8.1.
Omdat het verzoek van verzoeker wordt toegewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het COa in de proceskosten van verzoeker te veroordelen. De voorzieningenrechter stelt de hoogte van de proceskosten van verzoeker op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van een verzoekschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • bepaalt dat verzoeker niet mag worden overgeplaatst naar de meerderjarigenopvang dan wel moet worden teruggeplaatst naar een opvanglocatie voor minderjarigen, waar hij de behandeling van zijn beroepschrift mag afwachten, en dat het COa hem als zodanig behandelt;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
28 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Geregistreerd onder zaaknummer AWB 24/13262.
2.Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
3.Zaaknummer AWB 24/10891.
4.ABRvS 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011.
5.Zaaknummer AWB 24/10891.