In deze zaak heeft eiser op 3 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de minister van Asiel en Migratie op 11 april 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 1 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft hen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Aangezien partijen geen zitting hebben aangevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 3 september 2023, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 3 maart 2024. Echter, de minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig is. Dit betekent dat de beslistermijn eindigt op 3 december 2024. De ingebrekestelling van 11 april 2024 is daarom prematuur ingediend, waardoor het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.