ECLI:NL:RBDHA:2024:1418
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak met uitstel van vertrek
Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris, dat haar uitstel van vertrek verleende van 10 mei 2023 tot 10 mei 2024. Dit besluit was genomen op bezwaar van de eiseres, die eerder een verzoek had ingediend. Tijdens de zitting op 5 oktober 2023 heeft de rechtbank het beroep behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de eiseres de gelegenheid te geven aan te tonen dat zij een specifiek medicijn gebruikt. Na het indienen van een verklaring van de huisarts op 19 oktober 2023, heeft de Staatssecretaris op 4 december 2023 een aanvullend besluit genomen, waarbij de ingangsdatum van het uitstel van vertrek werd aangepast naar 18 oktober 2022 tot 18 oktober 2024. Hierop heeft de eiseres haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting over het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, aangezien de Staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van de eiseres, deze in de proceskosten moet worden veroordeeld. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.750,-, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met een puntwaarde van € 875,- voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.