ECLI:NL:RBDHA:2024:1418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
AWB 23/6619
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak met uitstel van vertrek

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris, dat haar uitstel van vertrek verleende van 10 mei 2023 tot 10 mei 2024. Dit besluit was genomen op bezwaar van de eiseres, die eerder een verzoek had ingediend. Tijdens de zitting op 5 oktober 2023 heeft de rechtbank het beroep behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de eiseres de gelegenheid te geven aan te tonen dat zij een specifiek medicijn gebruikt. Na het indienen van een verklaring van de huisarts op 19 oktober 2023, heeft de Staatssecretaris op 4 december 2023 een aanvullend besluit genomen, waarbij de ingangsdatum van het uitstel van vertrek werd aangepast naar 18 oktober 2022 tot 18 oktober 2024. Hierop heeft de eiseres haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting over het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, aangezien de Staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van de eiseres, deze in de proceskosten moet worden veroordeeld. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.750,-, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met een puntwaarde van € 875,- voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/6619

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2024 in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Procesverloop

Bij besluit op bezwaar van 24 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres uitstel van vertrek verleend van 10 mei 2023 tot 10 mei 2024.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen om aan te tonen dat zij een bepaald medicijn gebruikt.
Bij brief van 19 oktober 2023 heeft eiseres een verklaring van de huisarts ingestuurd.
Bij aanvullend besluit van 4 december 2023 heeft verweerder de ingangsdatum van het uitstel van vertrek aangepast en is uitstel van vertrek verleend van 18 oktober 2022 tot 18 oktober 2024.
Naar aanleiding hiervan heeft eiseres het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
In reactie hierop heeft verweerder aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb [1] zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb [2] . Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Blijkens de gedingstukken en zoals is weergegeven onder procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van eiseres. Dat is tussen partijen ook niet in geschil. De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen in de proceskosten van eiseres.
4. De door verweerder te vergoeden proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. Y. van Wijk, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.Besluit proceskosten bestuursrecht