ECLI:NL:RBDHA:2024:14161

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
NL24.2000
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 17 januari 2024, waarin de minister heeft besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R. Roelofsen, heeft aanvullende medische stukken ingediend en de minister heeft gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft de zaak op 16 juli 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op 20 december 2021 de asielaanvraag van eiseres heeft afgewezen, maar uitstel van vertrek heeft verleend in afwachting van een beoordeling op basis van artikel 64 Vw 2000. De minister heeft op basis van medisch advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) besloten dat eiseres geen uitstel van vertrek kan krijgen. De rechtbank heeft de medische adviezen van het BMA beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen concrete twijfel is gerezen over de juistheid ervan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de minister niet verplicht was om eiseres uitstel van vertrek te verlenen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2000

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Roelofsen),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. J.R. Sotthewes-de Jonge).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 17 januari 2024, waarin de minister blijft bij zijn besluit dat eiseres niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
1.1.
De minister heeft op de gronden van beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Eiseres heeft aanvullende medische stukken ingediend.
1.3.
De minister heeft een nieuw medisch advies gevraagd en ingediend.
1.4.
Eiseres heeft wederom aanvullende (medische) stukken overgelegd.
2. De rechtbank heeft het beroep, samen met het connexe verzoek om een voorlopige voorziening, [2] op 16 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

3. Op 20 december 2021 heeft de minister de asielaanvraag van eiseres afgewezen. Aan eiseres is toen uitstel van vertrek verleend in afwachting van de beslissing op de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000.
3.1.
Het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft op 5 september 2022 een medisch advies aan de minister uitgebracht. De minister heeft op 6 september 2022, op basis van dit medisch advies besloten dat eiseres geen uitstel van vertrek krijgt op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Dit besluit heeft de minister aangevuld op 21 september 2022.
3.2.
In de bezwaarfase heeft het BMA op verzoek van de minister meerdere aanvullende medische adviezen uitgebracht. De minister heeft op 6 april 2023 een beslissing op bezwaar genomen, maar dat besluit heeft de minister op 8 juni 2023 weer ingetrokken. Op 11 juli 2023 heeft deze rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening in afwachting van het nieuwe besluit op bezwaar toegewezen.
BMA-advies van 12 september 2023 en het bestreden besluit
4. Op 17 januari 2024 heeft de minister het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en de weigering eiseres uitstel van vertrek te verlenen gehandhaafd. De minister heeft zich gebaseerd op het medisch advies van het BMA van 12 september 2023. Het BMA heeft aangegeven dat bij het uitblijven van medische behandeling wordt verwacht dat de klachten van eiseres kunnen toenemen, maar het BMA verwacht hierbij geen medische noodsituatie binnen een indicatieve termijn van drie tot zes maanden. De reden hiervoor is dat er, voor zover bekend, in verband met de psychische klachten van eiseres geen sprake is geweest van klinische psychiatrische opnames, maatregelen, psychoses in het verleden of van andere belangrijke crisissituaties, zoals een gedocumenteerde suïcidepoging. Het BMA zegt verder dat er geen sprake is van lichamelijke aandoeningen die levensbedreigende gevolgen kunnen hebben als behandeling uitblijft. Het BMA concludeert dat er wel reisvoorwaarden van toepassing zijn. Dit vanwege de mogelijkheid van een impulsieve dan wel geplande poging tot suïcide bij een gedwongen uitzetting. Eiseres kan daarom niet reizen, tenzij eiseres na aankomst fysiek wordt overgedragen aan een arts die kan beoordelen hoe eiseres de reis heeft doorstaan en wat zij verder nodig heeft. Het BMA noemt als voorbeelden van artsen die deze beoordeling kunnen maken een psychiater of een huisarts. Ook acht het BMA tijdens de reis begeleiding door een psychiatrisch verpleegkundige, die ook kennis heeft hoe te handelen in geval van een pseudo-epileptische aanval, noodzakelijk.
Aanvullend BMA-advies van 13 juni 2024
4.1.
De minister heeft ten tijde van de beroepsfase, naar aanleiding van nieuwe medische informatie, het BMA gevraagd om een nieuw advies. Dit advies dateert van 13 juni 2024. Het BMA concludeert in dit advies dat, hoewel de psychische klachten van eiseres zijn toegenomen en zij daarom intensiever psychiatrisch wordt behandeld en begeleid, het niet de verwachting is dat het uitblijven van die behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie binnen de genoemde termijn. Het BMA komt eveneens tot deze conclusie voor wat betreft het uitblijven van de behandeling voor de overige medische klachten van eiseres. Het BMA stelt ook in dit advies dezelfde reisvoorwaarden als in het advies van 12 september 2023, zij het dat overdracht in het land van herkomst enkel kan aan een psychiater.

De standpunten van partijen

Beroepsgronden naar aanleiding van het bestreden besluit
5. Eiseres voert in beroep, samengevat, het volgende aan. Haar behandelaars vinden dat eiseres ten onrechte niet in persoon is gezien door het BMA. Verder stelt eiseres dat niet valt in te zien dat het enkele meereizen van een verpleegkundige genoeg is en ook niet dat zij na aankomst slechts gezien zou hoeven worden door bijvoorbeeld een huisarts. Eiseres stelt dat de medische aspecten door het BMA te lichtvaardig worden ingeschat. Zij overlegt een brief van haar behandelend psychiater van 1 februari 2024, waaruit blijkt dat de ziekteverschijnselen zijn toegenomen en dat sprake is van instelling op nieuwe medicijnen en dat sprake is van een groter appel op haar begeleider.
Beroepsgronden naar aanleiding van het aanvullend BMA-advies van 13 juni 2024
5.1.
Eiseres beroept zich op een e-mail van haar behandelend psychiater van 2 juli 2024, waarin de psychiater aangeeft zich niet te kunnen vinden in het medisch advies van 13 juni 2024 en hij het een onverantwoord advies noemt. Hij acht directe adequate behandeling na aankomst noodzakelijk en acht de kans op psychische decompensatie groot bij uitblijven daarvan. Verder overlegt eiseres een bericht van Vluchtelingenwerk van 25 juni 2024 dat een dochtertje van eiseres in Angola is overleden. Ten slotte geeft eiseres aan dat haar gemachtigde e-mails heeft gestuurd aan het ziekenhuis waar volgens het BMA behandeling mogelijk zou zijn, maar dat hij geen antwoord heeft gekregen en dat eiseres daarom betwijfelt of de minister kan voldoen aan de reisvoorwaarde van een fysieke overdracht aan een psychiater.
Het standpunt van de minister
5.2.
De minister stelt zich op het standpunt dat eiseres, ook op basis van het advies van 13 juni 2024, niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek. Het uitblijven van de medische behandeling zal niet leiden tot een medische noodsituatie binnen de indicatieve termijn van drie tot zes maanden. En eiseres kan onder voorwaarden reizen. Eiseres zal niet worden uitgezet als niet aan de reisvoorwaarden kan worden voldaan.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of de minister eiseres terecht en op goede gronden geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 heeft verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overwegingen van de rechtbank
8. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [3] is een BMA-advies een deskundigenadvies. Wanneer de minister een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, moet hij zich ervan vergewissen dat dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusie daarop aansluit. Wanneer dit het geval is, mag de minister in beginsel van de juistheid van het advies uitgaan. Het is vervolgens aan eiseres om de juistheid van het deskundigenadvies te betwisten, bijvoorbeeld met een contra-expertise. Eiseres stelt tegenover het BMA-advies geen contra-expertise, zodat alleen de vraag overblijft of concrete twijfel aan de juistheid van het advies is gerezen.
9. De rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat de medische adviezen van het BMA niet naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent zijn. Verder is gesteld noch gebleken dat het BMA niet alle medische informatie heeft betrokken in de adviezen. Het BMA is op basis van de overgelegde informatie tot de conclusie gekomen dat het uitblijven van behandeling niet zal leiden tot een medische noodsituatie binnen drie tot zes maanden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen concrete aanknopingspunten aangevoerd die aanleiding geven voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van de medisch adviezen van het BMA. Een verschil van inzicht over de uit de medische gegevens te trekken conclusies betekent op zichzelf niet dat de medisch adviezen van het BMA niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, de redenering daarin niet begrijpelijk is en de getrokken conclusie daarop niet aansluit.
9.1.
Voor zover eiseres heeft gesteld dat stopzetten van haar geïntensiveerde behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn, overweegt de rechtbank dat het BMA volgens het meest recente medische advies van 13 juni 2024 de specifieke behandeling van eiseres heeft betrokken in het medische advies. Nadrukkelijk is in het medische advies benoemd dat de toename van klachten van eiseres het gevolg lijkt te zijn van een mengbeeld van factoren, zoals de angst voor terugkeer naar Angola, berichten over haar familie, de langdurige onzekerheid die de asielprocedure met zich meebrengt, haar leefomstandigheden in het AZC en de soms tijdelijk negatieve effecten van de behandeling en ook is aangegeven dat er soms geen verklaring is. In het medisch advies van het BMA van 30 september 2023 is al aangegeven dat de toename van de klachten van eiseres niet lijkt te zijn gerelateerd aan het uitblijven van behandeling noch primair voortkomend uit de psychiatrische stoornis en dat de beschikbare informatie geen aanleiding geeft om te verwachten dat een medische noodsituatie, zoals gedefinieerd in het BMA protocol, zal ontstaan. In het bestreden besluit heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt mogen stellen dat, voor zover eiseres van mening is dat de suïcidedreiging vanuit een psychiatrische stoornis voortkomt, zij dit moet onderbouwen met medische stukken, maar dat er geen medische stukken zijn overgelegd met andere diagnoses dan die al in het advies van het BMA zijn benoemd. De beroepsgrond slaagt niet.
9.2.
Verder heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiseres haar stelling, dat de door het BMA geadviseerde begeleiding tijdens de reis onvoldoende is, niet heeft onderbouwd. Het BMA heeft een speciale reisvoorwaarde opgenomen in de medische adviezen, namelijk dat eiseres alleen kan reizen als zij wordt begeleid door een psychiatrisch verpleegkundige die ook kennis heeft over hoe te handelen in geval van een pseudo-epileptische aanval. Dat dit niet voldoende is tijdens de vliegreis en er misschien een noodlanding moet worden gemaakt als eiseres een pseudo-epileptische aanval krijgt, heeft eiseres niet (met medische stukken) onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
9.3.
Voor zover eiseres heeft gesteld dat haar gemachtigde via e-mail geen contact kan krijgen met het ziekenhuis, dat als voorbeeld staat vermeld in het BMA-advies voor de fysieke overdracht aan een psychiater, is de rechtbank van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat dit onvoldoende is voor de conclusie dat niet aan de reisvoorwaarden van het BMA kan worden voldaan. De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het niet beantwoorden van de e-mails nog niet betekent dat geen contact met het ziekenhuis mogelijk is. De minister heeft er op mogen wijzen dat niet is gebleken dat eiseres op andere manieren contact heeft gezocht met het ziekenhuis. Verder geldt, zoals de minister ook ter zitting nadrukkelijk heeft aangegeven, dat eiseres alleen wordt uitgezet als aan de reisvoorwaarden kan worden voldaan. De beroepsgrond slaagt niet.
9.4.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat eiseres een bericht van Vluchtelingenwerk heeft overgelegd over het overlijden van een dochter van eiseres. Zoals ter zitting besproken is dit een heel triest bericht voor eiseres.
9.5.
De rechtbank overweegt dat de minister terecht heeft uitgelegd dat dit trieste bericht op dit moment geen ander licht werpt op de medische situatie van eiseres. De rechtbank neemt daarbij mee dat het bericht van Vluchtelingenwerk dateert van 25 juni 2024, terwijl het meest recente bericht van de behandelend psychiater van eiseres dateert van 2 juli 2024. Als de medische situatie van eiseres verandert, is het aan haar om dat te onderbouwen met medische stukken. Het bericht heeft de minister daarom niet hoeven brengen tot het alsnog verlenen van uitstel van vertrek aan eiseres.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister eiseres geen uitstel van vertrek heeft hoeven verlenen.
10.1.
Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.NL24.2001
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3422.