ECLI:NL:RBDHA:2024:14119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
NL24.937
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit inzake een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres, van Syrische nationaliteit, op 10 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als gezinslid van haar referent. Na het uitblijven van een besluit heeft eiseres op 22 september 2023 beroep ingesteld, dat door de rechtbank te 's-Hertogenbosch gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen. Op 21 mei 2024 heeft de minister alsnog de aanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft eiseres verzocht om te bevestigen of dit besluit aanleiding gaf om het beroep in te trekken, maar eiseres heeft niet gereageerd, waardoor de rechtbank concludeert dat het beroep wordt gehandhaafd.

De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De rechtbank wijst op het beleid dat een opvolgend beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het is ingesteld voordat de maximale dwangsom is verbeurd. In dit geval is de dwangsom echter volledig verbeurd, waardoor het beroep ontvankelijk is.

De rechtbank concludeert dat de minister ten onrechte niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiseres. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen het besluit van 21 mei 2024 ongegrond is verklaard. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres en draagt de minister op het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.937

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A. Kurt-Gecoglu),
mede namens haar minderjarige kinderen:

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Eiseres heeft op 10 augustus een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinsleden bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Eiseres heeft tegen het uitblijven van een besluit een beroepschrift ingediend. Bij uitspraak van 22 september 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, het beroep van eiseres gegrond verklaard (NL23.15123). De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken een besluit op de aanvraag bekend te maken.
De minister heeft in het besluit van 21 mei 2024 (alsnog) de aanvraag van eiseres ingewilligd.
De rechtbank heeft bij brief van 23 mei 2024 eiseres verzocht om binnen twee weken de rechtbank te informeren of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Eiseres heeft niet gereageerd. De rechtbank leidt daaruit af dat het beroep wordt gehandhaafd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Een ingebrekestelling is niet nodig als de bestuursrechter een termijn heeft gesteld en het bestuursorgaan zich, ondanks het gezag van deze rechterlijke uitspraak, daaraan niet houdt. De minister is na het verstrijken van die termijn direct in verzuim om een besluit te nemen.
5. Eiseres heeft eerder, in 2023, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op haar aanvraag van 10 augustus 2022 Deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch heeft in een uitspraak van 22 september 2023 dat beroep gegrond verklaard en de minister een nieuwe beslistermijn van twee weken opgelegd. Wanneer de minister hier niet aan voldoet verbeurt hij een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-.
6. De rechtbank overweegt dat volgens het landelijk beleid van 25 maart 2020 een opvolgend beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk wordt verklaard als het is ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen. [1] Dat betekent dat het beroep in de onderhavige zaak in beginsel niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden. De rechtbank ziet echter aanleiding van deze beleidslijn af te wijken, omdat de rechterlijke dwangsom inmiddels wel volledig is verbeurd. De rechtbank wijst in dat verband op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 29 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:190. Het beroep is daarom ontvankelijk.
7. Op 21 mei 2024 heeft de minister alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiseres. Gelet hierop is er voor de rechtbank geen aanleiding om conform artikel 8:55d, van de Awb te bepalen dat de minister alsnog een besluit op het verzoek dient te nemen. Het beroep is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit. Dit volgt uit artikel 6:20, derde lid van de Awb.
8. De rechtbank stelt vast – en tussen partijen is niet in geschil – dat de minister ten onrechte niet binnen de beslistermijn heeft beslist op de aanvraag van eiseres.
9. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet de minister het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 21 mei 2024, ongegrond;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/beleidslijn-beroepen-niet-tijdig-vr.pdf.