ECLI:NL:RBDHA:2024:14116
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, van Armeense nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister heeft deze niet in behandeling genomen op basis van het bestreden besluit van 15 juli 2024, waarin wordt gesteld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat eiser op of omstreeks 5 augustus 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde heeft aangegeven geen contact meer te hebben gehad met eiser sinds 22 juli 2024. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming en dat hij geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
Gelet op deze omstandigheden verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.