ECLI:NL:RBDHA:2024:14103
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring volgberoep in vreemdelingenrechtelijke zaak met Algerijnse eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De rechtbank overweegt dat de nationaliteit van de eiser is bevestigd en dat er een vlucht is geboekt, met een geplande uitzetting op 9 september 2024. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten in het dossier om te concluderen dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft eerder de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 26 juli 2024. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 30 augustus 2024, maar de eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank concludeert dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van de eiser. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring, aangezien er zicht is op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn. De rechtbank wijst het beroep van de eiser ongegrond en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door rechter J.Y.B. Jansen, in aanwezigheid van griffier S. Strating, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.