In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ambtshalve weigering van de minister van Asiel en Migratie om eiser uitstel van vertrek op medische gronden te verlenen. Eiser had op 7 november 2018 een asielaanvraag ingediend, die op 13 augustus 2021 was afgewezen. De minister had eiser voorlopig uitstel van vertrek verleend, maar weigerde dit later op basis van een medisch advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 9 november 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar de minister bleef bij zijn besluit. De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister niet voldoende heeft voldaan aan de vergewisplicht met betrekking tot het BMA-advies. De minister had moeten verifiëren of het advies zorgvuldig tot stand was gekomen en of de conclusies begrijpelijk waren. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet aan deze verplichting heeft voldaan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij hij rekening moet houden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt bepaald dat eiser niet mag worden uitgezet en recht heeft op opvang gedurende deze periode.
De rechtbank wijst erop dat eiser rechtmatig verblijf heeft totdat er een nieuw besluit is genomen. Eiser krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 1.750,- van de minister, omdat het beroep gegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan tegen deze beslissing.