ECLI:NL:RBDHA:2024:14025
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag na uitspraak op beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, met een V-nummer dat niet is vermeld, had tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 30 juli 2024, hield in dat de aanvraag van de verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling was gesteld. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar was niet verschenen op de zitting op 29 augustus 2024, waar de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. M. Rasul.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar heeft geconcludeerd dat dit verzoek niet meer nodig was. Dit was het gevolg van een eerdere uitspraak op dezelfde dag in een andere zaak (NL24.30678), waarin de rechtbank al op het beroep had beslist. Hierdoor was er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Drenten-Boon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.