ECLI:NL:RBDHA:2024:14017
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 en rechtmatigheidsbeoordeling van de voortduring van de maatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel is opgelegd op 29 april 2024 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de voortduring van deze maatregel beoordeeld, waarbij de minister op 20 augustus 2024 de rechtbank in kennis heeft gesteld van de voortduring en verzocht om een rechtmatigheidsbeoordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting is, aangezien de minister vertrouwt op de toezegging van de Algerijnse consul om een laissez-passer (lp) te verstrekken, mits de vluchtgegevens tijdig worden doorgegeven. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die pleitte voor een lichter middel zoals een meldplicht, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de door de minister geschetste werkwijze. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.