ECLI:NL:RBDHA:2024:14010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
NL24.27152
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister heeft de aanvraag op 4 juli 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Bulgarije gedaan, dat door Bulgarije is aanvaard. Eiser heeft betoogd dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid, maar de rechtbank oordeelt dat de persoonlijke omstandigheden van eiser voldoende zijn meegewogen en dat het meest recente AIDA-rapport geen verschil maakt in deze zaak.

Eiser heeft ook aangevoerd dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn asielaanvraag niet aan zich is getrokken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, gezien zijn psychische klachten en reuma. De rechtbank oordeelt echter dat niet is aangetoond dat Nederland het meest aangewezen land is voor de behandeling van eiser en dat hij in Bulgarije de benodigde zorg kan krijgen. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de omstandigheden van eiser niet leiden tot een onevenredige hardheid bij de overdracht aan Bulgarije.

De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel en is openbaar gemaakt op 18 juli 2024. Eiser kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.27152
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. E. Gorsselink),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: F. van de Kamp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 4 juli 2024 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Kan er uit worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid, omdat de persoonlijke ervaringen van eiser, de verslechterde situatie in Bulgarije en het meest recente update van AIDA-rapport 2023, van april 2024, onvoldoende zijn betrokken bij het bestreden besluit.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank kan zich niet vinden in het standpunt van eiser dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Eiser heeft pas in beroep gewezen op de meeste recente update van het AIDA-rapport 2023. De gemachtigde van de minister heeft zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat het meest recente AIDA-rapport geen verschil maakt in deze zaak. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 juni 20242 is dit rapport meegenomen en oordeelt de Afdeling dat nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden ten aanzien van Bulgarije. Verder zijn de persoonlijke omstandigheden van eiser voldoende meegewogen in het bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt niet.

Is er sprake van bijzondere, individuele omstandigheden?

7. Eiser betoogt verder dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet om eisers asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser kampt namelijk met psychische klachten en heeft reuma. Voor eiser bestaat geen garantie dat hij in Bulgarije terecht kan voor de behandeling van zijn psychische klachten en reuma. Ook wonen de broer en neef van eiser in Nederland.
8. De rechtbank oordeelt als volgt. Niet is gebleken dat Nederland het meest aangewezen land is om eiser te behandelen of dat hij in Bulgarije de voor hem benodigde behandeling niet kan krijgen. Eiser maakt in de beroepsgronden voor het eerst melding van zijn psychische klachten, waardoor verweerder deze niet bij het besluit kon betrekken. Hij heeft ook geen stukken overlegd ter onderbouwing van zijn medische klachten of van zijn standpunt dat hij daarvoor in Bulgarije niet kan worden behandeld. Verweerder hoefde daar dan ook niet alsnog een ander standpunt over in te nemen. Gelet op het gebrek aan enige onderbouwing kan niet worden geconcludeerd dat eiser niet kan worden overgedragen aan Bulgarije en hoefde de minister ook geen individuele garanties te vragen.
De minister heeft verder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom de omstandigheid, dat eisers broer en neef in Nederland wonen, onvoldoende is om te concluderen dat de overdracht aan Bulgarije van onevenredige hardheid getuigt. Uit het besluit en de toelichting van verweerder tijdens de zitting, volgt dat deze omstandigheid ook is beoordeeld in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening en niet alleen in het kader van artikel 16 van de Dublinverordening. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van zijn proceskosten krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van K.L.H. Thomas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 juli 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.