6.3.Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid
De rechtbank overweegt dat de vorderingen overzichtelijk zijn, voldoende zijn onderbouwd en de behandeling ervan geen onevenredige belasting vormt van het strafproces. De rechtbank acht zich voldoende in staat om over deze vorderingen te oordelen binnen het kader van dit strafproces en zal de benadeelde partijen daarom ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
De vordering van benadeelde partij [naam 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 29.831,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.444,10 aan materiële schade en € 28.387,- aan immateriële schade.
Materiële schadevergoeding
De rechtbank zal de vordering volledig toewijzen. Dat de benadeelde partij het verkeerde model telefoonhoesje is opgenomen in de vordering maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat dit onderdeel van de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt. De benadeelde partij heeft erkend dat het inderdaad om een ander hoesje ging dan het daadwerkelijke telefoonhoesje met schade, maar dat dit verder niets afdoet aan de hoogte van de gevorderde schade van het hoesje.
Immateriële schadevergoeding
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ten aanzien van de immateriële schade in beginsel voor toewijzing in aanmerking komt. Er is immers voldoende onderbouwd dat sprake is van lichamelijke klachten die het rechtstreekse gevolg zijn van het bewezen verklaarde strafbare feit.
Echter, de rechtbank ziet aanleiding om gebruik te maken van haar bevoegdheid om de toe te wijzen immateriële schadevergoeding te schatten op een iets lager bedrag. Voorafgaand aan de steekpartij had [naam 1] reeds rugklachten en depressieve klachten en niet geheel duidelijk is geworden in welke mate deze klachten doorwerken in de psychische schade waarvoor zij de vergoeding vordert. Daar staat tegenover dat als direct gevolg van het incident [naam 1] haar arm niet meer kan gebruiken. Dit is een ernstige en blijvende beperking die in belangrijke mate bijdraagt aan de geleden psychische schade.
Gelet hierop zal de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding een schatting maken van het aandeel van de schade dat redelijkerwijs kan worden toegerekend aan het strafbare feit, rekening houdend met de toen bestaande klachten van [naam 1] . De rechtbank zal de schadevergoeding naar billijkheid vaststellen op € 25.000,-.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 26.444,10, bestaande uit € 1.444,10 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 28 augustus 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder dagvaarding I bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover [naam 1] aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 26.444,10 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 augustus 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van
[naam 1] .
De vordering van benadeelde partij [naam 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.455,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade, te weten shockschade. Ter terechtzitting heeft de raadsman van [naam 2] de vordering nader toegelicht en aangevoerd dat toekomstige schade van de benadeelde partij zich op dit moment nog niet laat vaststellen. De rechtbank begrijpt de vordering aldus dat de raadsman heeft geconcludeerd om de vordering ter zake van toekomstige schade niet-ontvankelijk te verklaren.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 23 april 2024 (ECLI:NL:HR:2024:646) de vereisten voor toekenning van shockschade als volgt nader gepreciseerd: Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, kan – afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt. Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door die laatste onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel.
Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht als hiervoor bedoeld (hierna: het secundaire slachtoffer) zijn onder meer:
- De aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed.
- De wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was. Bij het aan dit gezichtspunt toe te kennen gewicht kan meewegen of het secundaire slachtoffer beroepsmatig of anderszins bedacht moest zijn op een dergelijke schokkende gebeurtenis.
- De aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
De feitenrechter moet aan de hand van onder meer deze gezichtspunten in hun onderlinge samenhang beschouwd van geval tot geval beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid, waarbij niet op voorhand aan een van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toekomt. Als een van deze gezichtspunten geen duidelijke indicatie voor het aannemen van onrechtmatigheid geeft, kan onrechtmatigheid desondanks worden aangenomen als de omstandigheden daarvoor, bezien vanuit de overige gezichtspunten, voldoende zwaarwegend zijn.
Het recht op vergoeding van schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig teweegbrengen van een hevige emotionele schok is – zoals hiervoor reeds overwogen – beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel. Voor de toewijzing van schadevergoeding ter zake van dat geestelijk letsel is vereist dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. In de rechtspraak over schokschade is in dat verband steeds overwogen dat dit in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. Dit brengt mee dat als de rechter op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige – waarbij gedacht kan worden aan een ter zake bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog – tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel in de hiervoor bedoelde zin, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld.
Als sprake is van geestelijk letsel als hier bedoeld, komt zowel de materiële als de immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking.
Gebleken dat is de benadeelde partij een nauwe affectieve relatie had met het slachtoffer [naam 1] , haar moeder. Het slachtoffer is neergestoken in haar aanwezigheid, zo blijkt uit het strafdossier. Hierbij is zij geconfronteerd met de zeer ernstige verwondingen die door de verdachte aan haar moeder waren toegebracht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte aldus ook onrechtmatig gehandeld jegens de benadeelde partij.
Het recht op vergoeding van schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig teweegbrengen van een hevige emotionele schok is beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel. Voor de toewijzing van schadevergoeding ter zake van dat geestelijk letsel is vereist dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld.
Uit de overgelegde stukken van de huisarts volgt dat het steekincident voor de benadeelde partij een traumatische gebeurtenis is geweest en heeft geleid tot nachtmerries en huilen. De huisarts heeft hierin aanleiding gezien om de benadeelde partij voor verdere hulpverlening te verwijzen naar Youz. De rechtbank is van oordeel dat hiermee voor de benadeelde partij het bestaan van geestelijk letsel naar objectieve maatstaven voldoende is komen vast te staan.
De benadeelde partij komt daarom in aanmerking voor toewijzing van vergoeding van shockschade. De rechtbank zal conform de vordering een bedrag van € 3.455,- aan shockschade toewijzen en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 28 augustus 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder dagvaarding I bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover [naam 2] aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.455,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 augustus 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van
[naam 2] .