ECLI:NL:RBDHA:2024:13978

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
09-208605-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging met een mes, invloed van psychische stoornissen op toerekeningsvatbaarheid

Op 2 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging met een mes. De feiten vonden plaats op 19 augustus 2023 in Voorburg, waar de verdachte de aangeefster, een vriendin, in haar woning heeft mishandeld en bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster in het gezicht heeft geslagen en haar met de dood heeft bedreigd, onder invloed van verschillende middelen zoals cocaïne en alcohol. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en betrouwbaar beoordeeld, en heeft de verdachte voor de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ondanks deze stoornissen heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is voor zijn daden, omdat hij zich bewust was van de gevolgen van zijn middelengebruik en de impact daarvan op zijn gedrag. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest, en daarnaast is de maatregel van terbeschikkingstelling (Tbs) met voorwaarden opgelegd, die direct uitvoerbaar is. Tevens is er een contact- en locatieverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 2.000 vorderde, gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.000, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft geoordeeld dat de benadeelde partij voldoende schade heeft onderbouwd, maar dat er geen grondslag was voor immateriële schadevergoeding voor de bedreiging. De verdachte is ook veroordeeld tot betaling van de schadevergoedingsmaatregel aan de Staat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-208605-23
Datum uitspraak: 2 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1972 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode 1] ’ [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 19 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. van Kins en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. I.A.C. van Mulbregt naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 19 augustus 2023 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, (met kracht en) met beide handen de keel van die [naam 1] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 19 augustus 2023 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg [naam 1] heeft mishandeld door die [naam 1] in het gezicht te slaan;
3
hij op of omstreeks 19 augustus 2023 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg
[naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je dood maken" en/of
(terwijl verdachte bovenop die [naam 1] lag en/of de keel van die [naam 1] vast had)
"Ik blijf net zolang op je liggen tot je dood bent" en/of dat hij - verdachte – het gezicht van die [naam 1] zou verminken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of
door die [naam 1] een mes voor te houden en dreigend de woorden toe te voegen dat
hij - verdachte - die [naam 1] dood wil maken met het mes, althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bepleit. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.3.
Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de aangifte van [naam 1] weliswaar betrouwbaar is, maar dat deze niet door enig ander bewijsmiddel wordt ondersteund. Daarom is niet voldaan aan het zogeheten bewijsminimum. De rechtbank zal de verdachte van dit feit vrijspreken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 2 en 3
De onderstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen – worden gebruikt
voor het bewijs van datgene waarop het blijkens de inhoud betrekking heeft.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023256684, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer – Leidschendam-Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 49).
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 augustus 2024, voor zover inhoudende:
Ik was op 19 augustus 2023 in de woning van mevrouw [naam 1] aan de [straatnaam] in Leidschendam. Het klopt dat ik bij mijn aanhouding een mes in mijn zak had.
2.
Het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt op 20 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 11 en 12):
Op zaterdag 19 augustus 2023 hebben wij aangehouden de verdachte [de verdachte]
. In de linker jaszak van de verdachte zat een mes.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 19 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 26, 27 en 28):
Op 19 augustus 2023 was [de verdachte] bij mij aan de [straatnaam] [huisnummer] in Leidschendam. Omstreeks 01.15 uur ben ik naar bed gegaan. Ik denk dat ik een uurtje gelegen heb. Toen hoorde ik dat [de verdachte] mijn slaapkamer binnen kwam. [de verdachte] begon lelijke woorden tegen mij te zeggen.
[de verdachte] bleef schelden en daarna zei [de verdachte] tegen mij ‘ik ga je dood maken’. Ik lag op mijn rug op het bed en ik zag en voelde dat [de verdachte] met zijn lichaam op mij ging liggen. [de verdachte] hield mij stevig op mijn plaats. Ik hoorde [de verdachte] tegen mij zeggen: “Ik blijf net zolang op je liggen tot dat je dood bent”. Toen pakte [de verdachte] een mes. Ik hoorde [de verdachte] zeggen dat “hij mij dood wilde maken met het mes”.
Direct daarop zag en voelde ik dat Aron zich van mij afdraaide en weer terugdraaide naar mij toe en met zijn rechter vlakke hand mij opzettelijk en met kracht een heel harde klap op mijn mond gaf. Deze klap kwam zo hard aan dat ik voelde dat mijn mond bloedde.
Ik hoorde [de verdachte] tegen mij zeggen dat hij mijn gezicht helemaal wilde verminken.
4.
Het geschrift, zijnde de contactdetails en medische verklaringen van het HMC Antoniushove d.d. 19 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 31):
Naam: [naam 1] .
Locatie: HMC Antoniushoeve.
Afspraakdatum: 19-08-2023. Triagist: [naam 2] .
Objectief: Lip rechts onder gezwollen met een crust waar tegen de tanden is gekomen.
Evaluatie: Mishandeling.
3.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster in de kern genomen consistent zijn. Concrete en objectieve aanwijzingen die afdoen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de aangeefster, zijn de rechtbank niet gebleken. Het gestelde in de aangifte wordt ondersteund door het geconstateerde letsel. Ook vindt de aangifte steun in het bij de verdachte aangetroffen mes bij zijn aanhouding. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster. Gelet op die verklaringen in combinatie met de overige bewijsmiddelen acht de rechtbank de ten laste gelegde feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2
hij op 19 augustus 2023 te Leidschendam [naam 1] heeft mishandeld door die [naam 1] in het gezicht te slaan;
3
hij op 19 augustus 2023 te Leidschendam [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je dood maken"
en
terwijl verdachte bovenop die [naam 1] lag
"Ik blijf net zolang op je liggen tot je dood bent" en dat hij - verdachte – het gezicht van die [naam 1] zou verminken;
en
door die [naam 1] een mes voor te houden en dreigend de woorden toe te voegen dat
hij - verdachte - die [naam 1] dood wil maken met het mes.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van straf en maatregelen

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en dat aan de verdachte ongemaximeerd de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: Tbs-maatregel) met dwangverpleging wordt opgelegd.
Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging gevorderd van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van twee jaren, inhoudende een locatie- en contactverbod met het slachtoffer, en verzocht deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich bij een bewezenverklaring op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest moet worden opgelegd. Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat geen Tbs-maatregel dient te worden opgelegd. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om af te zien van het opleggen van de Tbs-maatregel met dwangverpleging en in plaats daarvan de Tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. In dat geval heeft de raadsvrouw verzocht om de zaak aan te houden en een opdracht tot het verstrekken van een indicatiestelling af te geven.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van het slachtoffer, een vriendin die hij al meer dan acht jaar kende en die hem onderdak, eten en kleding bood. De verdachte verkeerde daarbij onder invloed van cocaïne, cannabis en alcohol. Hij heeft het slachtoffer ’s nachts in haar bed in de slaapkamer in het gezicht geslagen. De verdachte heeft een mes getoond en onder andere tegen haar gezegd dat hij haar dood zou maken en haar gezicht zou verminken. Door deze feiten te plegen in de slaapkamer van het slachtoffer, terwijl zij in bed lag, heeft de verdachte een onveilige en bedreigende leefomgeving geschapen in haar eigen woning, de plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Daarbij heeft de verdachte het slachtoffer angst aangejaagd en een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 februari 2024. De verdachte is in de afgelopen vijf jaren eerder veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een Pro Justitia-rapportage over de verdachte van psycholoog L. de Geus van 5 december 2023. De psycholoog concludeert dat bij de verdachte sprake is van een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Daarbij is sprake van stoornissen in het gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne. Volgens de psycholoog is duidelijk dat sprake is van een uiterst zorgelijke situatie bij een kwetsbaar persoon met verschillende forensische risico’s en forse risicovolle probleemgebieden. Er is sprake van een hoog risico in algemene zin op herhaling van gewelddadig gedrag zonder behandeling en toezicht. De psycholoog is van mening dat het vanuit zorgoogpunt noodzakelijk is dat de verdachte behandeling en toezicht krijgt om te voorkomen dat hij recidiveert. Een stevige juridische maatregel is nodig om de verdachte te behandelen. Volgens de psycholoog kan dit enkel plaatsvinden binnen een langdurig behandel- en resocialisatietraject, waarbij aandacht is voor het beperken van forensische risico's op korte en lange termijn.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op een Pro Justitia-rapportage over de verdachte van psychiater B.E.A. van der Hoorn en arts in opleiding tot psychiater S.A. Cordromp van
6 december 2023. De psychiaters concluderen dat bij de verdachte sprake is van een ongespecificeerde of andere schizofrene of psychotische stoornis, waarbij differentiaal diagnostisch gedacht kan worden aan schizofrenie of een schizofreniespectrumstoornis. Ook is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waarbij ook narcistische trekken worden opgemerkt. Daarnaast is sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en cannabis en een matig ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. In algemene zin schatten de psychiaters het risico op recidive van delictgedrag als verhoogd in. Verder zijn de psychiaters uit zorgoogpunt van mening dat de verdachte behandeling en toezicht nodig heeft. Volgens de psychiaters zou een steviger forensisch kader nodig zijn om een integraal forensisch, langdurig, zorgtraject uit te voeren.
Op 12 mei 2024 heeft psychiater Van der Hoorn aanvullend gerapporteerd. Hij merkt op dat hij met ‘een steviger forensisch behandelkader’ doelt op steviger dan in het kader van vrijwilligheid, bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf of een zorgmachtiging. Om het behandeltraject uit te kunnen voeren is een steviger kader, zoals een Tbs-maatregel, beter passend. Volgens de psychiater is een dergelijke behandeling te realiseren in het kader van de Tbs-maatregel met voorwaarden als de verdachte inmiddels opnieuw stabieler is geraakt, de psychotische symptomen verminderd zijn en daarmee ook zijn kwetsbare persoonlijkheid minder op de voorgrond staat, en het middelengebruik al langere tijd is gestopt. In dat geval zou te overwegen zijn opnieuw met de verdachte te overleggen of hij bereid is zich te committeren aan bovenstaand intensief behandeltraject, aldus de psychiater.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 2 februari 2024. Uit de rapportage volgt dat de reclassering een zorgmachtiging ontoereikend acht en een voorwaardelijk kader te kwetsbaar, aangezien de verdachte zich in zijn voorgeschiedenis meermaals heeft onttrokken aan behandeling. Ook een strenger kader, zoals de Tbs-maatregel met voorwaarden, acht de reclassering niet haalbaar, aangezien de ontvankelijkheid voor behandeling en begeleiding te beperkt is om het een kans van slagen te geven. Tevens is de verwachting dat de verdachte moeite zal hebben om zich te committeren aan de reeks voorwaarden die de Tbs-maatregel met voorwaarden met zich brengt. Volgens de reclassering zal een Tbs-maatregel met dwangverpleging bij de verdachte voor meer zekerheid voor de geïndiceerde langdurige intensieve behandeling en begeleiding binnen een zeer strak en duidelijk kader kunnen zorgen en kan sneller worden ingegrepen wanneer de verdachte zich onttrekt aan de behandeling.
De reclassering adviseert, ondanks het negatieve advies over een Tbs-maatregel met voorwaarden, de volgende voorwaarden:
  • geen strafbaar feit plegen;
  • meewerken aan reclasseringstoezicht;
  • opname in een zorginstelling;
  • meewerken aan een time-out;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • ambulante behandeling;
  • middelenverbod en meewerken aan middelencontrole;
  • dagbesteding;
  • meehelpen aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind;
  • niet naar het buitenland (reisverbod).
De rechtbank sluit zich aan bij de conclusie van de psycholoog en psychiaters dat de verdachte verschillende (psychische) stoornissen heeft. Zij hebben zich echter – mede gelet op de ontkennende proceshouding van de verdachte – niet kunnen uitlaten over de invloed van die stoornissen op de bewezen verklaarde feiten en in het verlengde daarvan geen advies kunnen uitbrengen over de mate van toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van de bij de verdachte vastgestelde ongespecificeerde of andere schizofrenie of psychische stoornis en de stoornis in het gebruik van cocaïne op enigerlei wijze van invloed is geweest op de bewezen verklaarde feiten. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij in de maanden voorafgaand aan 19 augustus 2023 basecoke gebruikte in aanvulling op olanzapine (een anti-psychoticum) en dat dit gebruik hem in die maanden juist in toenemende mate paranoïde maakte naar het slachtoffer toe. Tegelijkertijd blijkt uit de verklaringen van de verdachte dat hij goed wist dat die combinatie hem paranoïde maakte en daar dan toch mee doorging. Het is de rechtbank niet gebleken dat het gebruik van basecoke in aanloop naar 19 augustus 2023 is verworden tot een dwanghandeling. Dit alles brengt de rechtbank tot de slotsom dat de bewezen verklaarde feiten in het geheel aan de verdachte kunnen worden toegerekend (
culpa in causa).
Straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie van vier maanden passend en geboden. De rechtbank zal deze straf dan ook aan de verdachte opleggen.
Tbs-maatregel
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de Tbs-maatregel is voldaan. Het onder 3 bewezen verklaarde feit, bedreiging, is een zogeheten Tbs-feit (artikel 37a, eerste lid, onder 2°, Sr), tijdens het begaan van het feit bestond bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de veiligheid van anderen eist oplegging van de maatregel. Immers, de kans is zeer groot dat de verdachte zonder behandeling terugvalt in gevaarlijk delictgedrag. Eerder opgelegde voorwaarden heeft de verdachte niet nageleefd en aan behandeling heeft de verdachte zich eerder onttrokken. De rechtbank volgt de deskundigen dan ook in hun advies dat er een steviger kader nodig is om de noodzakelijke behandeling mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat de verdachte zich niet onttrekt aan die behandeling.
De rechtbank zal dan ook de Tbs-maatregel aan de verdachte opleggen. De vraag is vervolgens of die maatregel moet worden opgelegd met voorwaarden of met dwangverpleging.
De rechtbank gaat niet mee in de eis van de officier van justitie om de Tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Zij acht hiervoor doorslaggevend wat psychiater Van der Hoorn heeft opgeschreven. De psychiater meent dat behandeling binnen het kader van de Tbs-maatregel met voorwaarden is te realiseren als de verdachte bereid is zich te committeren. De verdachte heeft zich zowel bij de reclassering als ter terechtzitting bereid verklaard om de door de reclassering geformuleerde voorwaarden na te leven. De verdachte heeft toegelicht dat hij zich onder meer vanwege de motivatie om aan zichzelf te werken en het inzicht in de risico’s van zijn cocaïnegebruik gaat houden aan de voorwaarden. De rechtbank heeft in het gesprek met de verdachte de indruk gekregen dat hij inmiddels wat stabieler is geraakt en dat de psychotische symptomen zijn verminderd. Dit alles maakt dat de rechtbank de Tbs-maatregel met voorwaarden zal opleggen.
De rechtbank stelt vast dat het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op het feit dat sprake is van een hoog algemeen recidiverisico, ziet de rechtbank aanleiding om conform artikel 38, zesde lid, Sr te bevelen dat de Tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Voorwaardelijk verzoek verdediging
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging om de zaak te heropenen en aan te houden voor het aanvragen van een indicatiestelling af, nu daartoe de noodzaak niet is gebleken.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Ter beveiliging van het slachtoffer en ter voorkoming van strafbare feiten, zal de rechtbank ook aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen, in de vorm van een contactverbod met aangeefster [naam 1] en een locatieverbod voor een gebied van honderd meter rondom haar woning. De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat de verdachte de maatregel overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank ziet aanleiding te bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend jegens [naam 1] zal gedragen.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.000,=, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1,
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat, gelet op de gerekwireerde vrijspraak ten aanzien van feit 1, de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,=, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat voor het overige de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag sterk dient te worden gematigd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het verzoek tot toekenning van immateriële schadevergoeding rust op de wettelijke grondslag ‘lichamelijk letsel’ en ‘aantasting in persoon op andere wijze’ (art. 6:106, aanhef en onder b, BW).
De benadeelde partij heeft het lichamelijk letsel voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks deze schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit 2.
De rechtbank is verder van oordeel dat van een ‘aantasting in persoon op andere wijze’ sprake kan zijn indien is komen vast te staan dat een benadeelde partij naar objectieve maatstaven geestelijk letsel heeft opgelopen. Van dergelijk geestelijk letsel is in het algemeen pas sprake wanneer de benadeelde partij als gevolg van het strafbare feit lijdt aan een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Uit de ingediende vordering blijkt niet dat bij de benadeelde partijen sprake is (geweest) van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld als gevolg van het bewezen verklaarde feit 3. Ook kan sprake zijn van een ‘aantasting in persoon op andere wijze’, indien de aard en ernst van de normschending en de nadelige gevolgen voor de benadeelde partijen zozeer voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon als hier bedoeld is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht (zie ECLI:NL:HR:2019:793). Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad kan immateriële schade op deze grond voor toewijzing in aanmerking komen in gevallen van een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer of de persoonlijke vrijheid. Hoewel de rechtbank zeer invoelbaar acht dat aangeefster psychisch onbehagen heeft ervaren als gevolg van het bewezen verklaarde feit 3, biedt de wet geen grondslag om haar hiervoor immateriële schadevergoeding toe te kennen.
Al met al is uitsluitend sprake van lichamelijk letsel als grondslag voor toekenning van immateriële schadevergoeding. De rechtbank acht een bedrag van € 1.000,= billijk. Zij heeft daarbij gekeken naar de aard van het letsel en vergelijkbare gevallen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit betekent dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.000,=.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 19 augustus 2023, omdat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 augustus 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 38, 38a, 38v, 38w, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte;
stelt daarbij de
navolgende voorwaardenbetreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde, inhoudende dat hij:
zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
meewerkt aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat de terbeschikkinggestelde:
zich uiterlijk 3 september 2024 meldt bij meldt bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te ’s-Gravengave;
zich meldt op afspraken bij de reclassering, zo vaak de reclassering dat noodzakelijk acht;
zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de terbeschikkinggestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
aan de reclassering een foto waarop zijn gezicht kenbaar is overlegt ten behoeve van de opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
meewerkt aan huisbezoeken;
inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact met de terbeschikkinggestelde hebben indien dit van belang is voor het toezicht;
zicht geeft op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
geen omgang zal hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
4. zich laat opnemen en zal verblijven in een nog nader door IFZ/DIZ te indiceren klinische setting, of soortgelijke forensische instelling zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. De opname start direct aansluitend op de detentie. De opname duurt zo lang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden;
zich houdt aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
indien de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, meewerkt aan de indicatiestelling en de plaatsing;
5. indien de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek of een andere (soortgelijke) instelling. Deze time-out duurt tot dat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt. Deze time-out duurt maximaal zeven (7) weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven (7) weken, met een maximum tot veertien (14) weken per jaar;
6. aansluitend de klinische opname zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. Het verblijf duurt zo lang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden;
zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
7. aansluitend op de klinische opname zich laat behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zo lang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt;
zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
8. geen drugs en alcohol gebruikt en meewerkt aan de controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen (bijvoorbeeld ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek) en hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd;
9. zich inzet voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden casu quo regels die aan de terbeschikkinggestelde gesteld worden;
10. inzage geeft in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt de terbeschikkinggestelde mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind;
11. zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeeft;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
legt op de
maatregel:
-dat de veroordeelde zich voor de duur van twee (2) jaren niet zal ophouden in een straal van 100 meter van de woning aan de [straatnaam] [huisnummer] , [postcode 2] Leidschendam;
- dat de veroordeelde voor de duur van twee (2) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1949;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee (2) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregelen wordt voldaan met een maximum van zes (6) maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet op;
beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.000,= en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 augustus 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, thans begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 augustus 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van twintig (20) dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
voorlopige hechtenis
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
voorwaardelijk verzoek
wijst afhet voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot heropening en aanhouding ter verkrijging van een indicatiestelling.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. F.C. Berg, rechter,
mr. C.A.W. Zijlstra, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Loohuis, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 september 2024.
Mr. F.C. Berg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.