In deze zaak heeft eiser op 7 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de minister op 19 juni 2024 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit en heeft op 4 juli 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor de aanvraag is verstreken en dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is kennelijk gegrond verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eiser zijn vastgesteld op € 437,50.