ECLI:NL:RBDHA:2024:13922
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens het in gebruik geven van woonruimte zonder huisvestingsvergunning
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan hem opgelegde bestuurlijke boete van € 10.000,- wegens het in gebruik geven van woonruimte aan een persoon zonder dat deze beschikt over de benodigde huisvestingsvergunning. De rechtbank heeft op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door A.C. Visser. Eiser betoogt dat er geen verwijtbaarheid is en dat de boete onterecht is opgelegd, onder andere omdat hij de huurder wilde helpen en de Huisvestingsverordening onduidelijk zou zijn. De rechtbank oordeelt dat eiser verantwoordelijk is voor het naleven van de wetgeving en dat de boete terecht is opgelegd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit I, maar laat de rechtsgevolgen in stand, en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- en het griffierecht van € 184,- wordt vergoed door verweerder.