Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 8 december 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn vrouw en drie kinderen in het kader van nareis. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft echter niet tijdig een besluit genomen op deze aanvraag. Eiser heeft op 4 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Verweerder had uiterlijk op 8 juni 2023 een besluit moeten nemen, maar dit is niet gebeurd. Eiser heeft verweerder op 23 juni 2023 in gebreke gesteld, en het beroep is tijdig ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor een langere termijn van acht weken wordt opgelegd. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 437,50 en het griffierecht van € 184.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken.