Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ter hoogte van
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigde. Dit besluit werd op 18 augustus 2023 genomen. Echter, op 27 februari 2024 heeft de minister het bestreden besluit ingetrokken, maar eiser heeft aangegeven het beroep te handhaven.
De rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een kennelijke uitkomst, wat betekent dat de uitkomst op voorhand buiten redelijke twijfel staat. Eiser heeft aangevoerd dat hij nog belang heeft bij het voortzetten van het beroep, ondanks de intrekking van het besluit. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van dezelfde rechtbank, waarin werd geoordeeld dat dit niet kan worden gevolgd.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan procesbelang. Desondanks veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten die door eiser zijn gemaakt, vastgesteld op € 875, op basis van de regels voor rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.