Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Oekraïense verzoeker. De verzoeker had eerder een besluit ontvangen van de minister van Asiel en Migratie, waarin hem werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 27 februari 2024 heeft de minister het bestreden besluit ingetrokken, waarna de verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening ook heeft ingetrokken, maar tegelijkertijd verzocht om een veroordeling van de minister in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft beoordeeld dat, omdat de minister tegemoet is gekomen aan de verzoeker door de beëindiging van de tijdelijke bescherming te bevriezen, de verzoeker recht heeft op een proceskostenvergoeding. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de minister de rechtsgevolgen van het bestreden besluit feitelijk heeft opgeschort, waardoor de verzoeker heeft gekregen wat hij wilde bereiken. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 875, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, zoals geregeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak is ook vergeleken met een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.