ECLI:NL:RBDHA:2024:13888

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.22817
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.S. Frickus, had een asielaanvraag ingediend die op 8 mei 2024 door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Tijdens de zitting op 29 augustus 2024 zijn zowel eiseres als haar gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.M.W. Jans, wel aanwezig was. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 14 augustus 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en sindsdien geen contact meer heeft gehad met haar gemachtigde. Dit leidde tot de vraag of eiseres nog procesbelang had bij haar beroep. De rechtbank heeft zich gebaseerd op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren, er in beginsel van uit wordt gegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de bescherming die aanvankelijk was aangevraagd.

Aangezien eiseres geen contact meer onderhoudt met haar gemachtigde en met onbekende bestemming is vertrokken, concludeert de rechtbank dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22817
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.S. Frickus),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Inleiding

Bij besluit van 8 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiseres is met voorafgaand bericht niet verschenen. Eiseres is ook niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij haar beroep.
2. Bij brief van 21 augustus 2024 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld dat eiseres met onbekende bestemming is vertrokken. Daarbij heeft verweerder een schermafdruk overgelegd van zijn interne systeem. Hieruit blijkt dat eiseres met ingang van 14 augustus 2024 door het COa is gemeld als zijnde met onbekende bestemming vertrokken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiseres bij bericht van 28 augustus 2024 meegedeeld dat zij de afgelopen maand geen contact meer heeft gehad met eiseres.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. [1]
4. Nu eiseres op 14 augustus 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met haar gemachtigde, moet ervan uit worden gegaan dat eiseres geen prijs meer stelt op de door haar verzochte bescherming en op een beoordeling van haar beroep. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door haar ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.