ECLI:NL:RBDHA:2024:13882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.27388
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking tijdelijke bescherming Oekraïense derdelanders en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de tijdelijke bescherming van een Oekraïense derdelander. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.I.T. Sopacua, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd meegedeeld dat haar tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigde. Echter, op 27 februari 2024 heeft de minister het bestreden besluit ingetrokken, maar eiseres heeft desondanks haar beroep gehandhaafd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan procesbelang. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een beroep kan worden beslist zonder zitting als de uitkomst op voorhand buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanknopingspunten zijn dat er een nieuw besluit is genomen voor de intrekking van het bestreden besluit, en dat de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat het beroep niet kan worden voortgezet, van toepassing is.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 875, voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27388

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In het besluit van 17 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat haar tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG eindigt.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Bij brief van 27 februari 2024 heeft verweerder meegedeeld dat hij het bestreden besluit heeft ingetrokken.
Eiseres heeft desgevraagd meegedeeld dat zij het beroep handhaaft.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1. Er kan op een beroep worden beslist zonder een zitting te houden als sprake is van een kennelijke uitkomst. Dat betekent dat de uitkomst op voorhand buiten redelijke twijfel staat. Dit staat in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor gelet op het volgende.
2. Eiseres voert aan dat zij nog een belang heeft bij het voortzetten van dit beroep, ondanks dat het bestreden besluit waarop dit beroep betrekking heeft door verweerder is ingetrokken. De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft echter in de uitspraak van 16 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5415, al geoordeeld dat dit niet kan worden gevolgd.
3. Het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb maakt dit niet anders. Daarin staat dat een beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit. Dit ziet niet op de situatie zoals die van eiseres. Er zijn geen aanknopingspunten dat er een nieuw besluit is genomen voor de intrekking van het bestreden besluit. Dit valt niet af te leiden uit de overgelegde stukken, zodat deze grond niet slaagt.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang.
5. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:32, volgt dat het beroep op het moment van instellen terecht was. Daarom veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ter hoogte van
€ 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 29 augustus 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.