Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ter hoogte van
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. Y.E. Verkouter, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigde. Echter, na het indienen van het beroep heeft de minister het bestreden besluit ingetrokken. Eiser heeft desondanks aangegeven het beroep te handhaven.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan procesbelang. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een beroep kan worden beslist zonder zitting als de uitkomst op voorhand buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 16 april 2024, waarin al was geoordeeld dat het intrekken van het besluit niet leidt tot voortzetting van het beroep.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb niet van toepassing is in deze situatie, omdat er na het intrekken van het besluit een nieuw terugkeerbesluit is genomen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 875, voor rechtsbijstand verleend door een derde. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.