6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling van een tweetal medewerkers van instellingen, waar hij destijds als cliënt verbleef. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan het in brand steken van een auto van een willekeurig persoon en brandstichting in zijn kamer in Schakenbosch. Het stichten van brand is een zeer ernstig feit, met name vanwege de verstrekkende gevolgen die het met zich mee kan brengen. Door brand te stichten in zijn kamer in Schakenbosch heeft de verdachte ook gevaar veroorzaakt voor de aanwezige bewoners en hulpverleners. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij, zonder rekening te houden met de levens en goederen van anderen, tot zijn daden is gekomen. Specifiek ten aanzien van Schakenbosch geldt bovendien dat dit bij uitstek een veilige plek voor bewoners en hulpverleners moet zijn. Door zijn handelen heeft de verdachte gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij veroorzaakt. Daarnaast zorgen branden voor veel schade, overlast en frustratie bij de gedupeerden. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een reeks gewelddadige feiten jegens zijn (voormalig) begeleiders. De verdachte heeft door zijn gewelddadig handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van de slachtoffers.
De betreffende medewerkers zijn tijdens hun werk geconfronteerd met het gewelddadige gedrag van de verdachte, wat een forse impact op hen heeft gehad. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 1 januari 2024, waaruit is gebleken dat hij niet eerder is veroordeeld. Dit heeft dan ook geen invloed op de strafoplegging. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank wel mee dat de verdachte zich ten tijde van de schorsing van de voorlopige hechtenis voor enkele van de bovengenoemde feiten, opnieuw schuldig heeft gemaakt aan nieuwe, soortgelijke strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportages van 1 en 3 december 2023, opgesteld door [deskundige] , kinder- en jeugdpsychiater, en [deskundige] , GZ-psycholoog/orthopedagoog. Daaruit volgt - kort samengevat - dat bij de verdachte sprake is van een reactieve hechtingsstoornis en een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressor gerelateerde stoornis
.Hij functioneert op een zwakbegaafd intelligentieniveau
.Daarnaast is sprake van een grote sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand
.De verdachte is de eerste 15 jaar van zijn leven opgegroeid in een onveilige en verwaarlozende thuissituatie, waardoor hij zich onvoldoende sociaal-emotioneel heeft kunnen ontwikkelen. Vanwege de zorgen over zijn thuissituatie is de verdachte in 2020 uit huis geplaatst. De verdachte toont weinig sociaal inlevingsvermogen en kan zich moeilijk in gevoelens en gedachten van anderen verplaatsen. Hij heeft beperkt zicht op zijn eigen emoties en kan moeilijk reflecteren op zijn gedrag. Daarnaast is hij beperkt in zijn impulscontrole en overziet hij de gevolgen van zijn handelen niet. De verdachte functioneert op een laag en kinderlijk sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau. De bij de verdachte vastgestelde problematiek was ten tijde van het bewezenverklaarde aanwezig, waardoor deze stoornis het handelen van de verdachte heeft beïnvloed. Daarom wordt geadviseerd om de bewezenverklaarde feiten hem in verminderde mate toe te rekenen. Ook wordt geadviseerd om voor alle feiten het jeugdstrafrecht toe te passen. Het recidiverisico wordt zonder interventie als hoog en met interventie als gemiddeld ingeschat. De verdachte zou langdurig in een begeleide, gestructureerde en beschermde woonvorm binnen een LVB-setting moeten verblijven. Daarnaast is hij gebaat bij ambulante behandeling en begeleiding door een coach. De verdachte heeft langdurig ondersteuning nodig bij het aangaan van sociale contacten en dagbesteding. Van daaruit kan verdachte wellicht doorstromen naar een vorm van begeleid (zelfstandig) wonen. De deskundigen adviseren aan de verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd en bijzondere voorwaarden, zoals het meewerken aan een behandeltraject, waarbij hij begeleid wordt door de (jeugd)reclassering.
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en houdt hier rekening mee bij de op te leggen straf.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 10 januari 2024, dat slechts betrekking heeft op de bewezenverklaarde feiten ten tijde van de minderjarigheid van de verdachte, en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige [naam] op de terechtzitting van 25 januari 2024 is gegeven. Hieruit volgt dat de verdachte weliswaar meerderjarig is, maar dat het jeugdstrafrecht, gezien zijn ontwikkeling en tekort aan sociale vaardigheden, als passend wordt beschouwd. De verdachte heeft langdurig zorg op meerdere levensgebieden nodig. Het risico op recidive is gelegen in zijn problematiek. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 22 januari 2024, dat slechts betrekking heeft op de bewezenverklaarde feiten ten tijde van de meerderjarigheid van de verdachte, en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige [naam] op de terechtzitting van 25 januari 2024 is gegeven. Hieruit volgt dat wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat de verdachte gediagnosticeerd is met een licht verstandelijke beperking en een ontwikkelingsachterstand. Ten aanzien van de straf wordt geadviseerd om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder ambulante behandeling, coaching en een opname bij Ipse de Bruggen Zwammerdam, op te leggen. Ook strekt het advies tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht. Er is momenteel geen passende woonplek voorhanden. Het is op dit moment nog onduidelijk wanneer de verdachte bij Ipse de Bruggen kan worden geplaatst.
Tot slot heeft de deskundige, [naam] , op de terechtzitting van 25 januari 2024 medegedeeld dat grote zorgen bestaan over het ontbreken van een woonplek voor de verdachte na zijn detentie. De verdachte is gebaat bij structuur, kaders en behandeling. Hij staat momenteel op de wachtlijst bij Ipse de Bruggen. Hier kan de verdachte naar verwachting binnen een tijdsbestek van zes maanden worden geplaatst. Er is op dit moment geen passende overbruggingsplek beschikbaar.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank kan - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van (een deel van) de bewezenverklaarde feiten de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt - het jeugdstrafrecht toepassen. Door de officier van justitie en de raadsman is om toepassing van het jeugdstrafrecht verzocht. Gelet op de problematiek van de verdachte en de adviezen uit bovengenoemde rapporten is de rechtbank van oordeel dat de verdachte baat heeft bij een pedagogische aanpak, zodat het jeugdstrafrecht toegepast dient te worden.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Ook heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat het bewezenverklaarde slechts in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
Gelet op de aard, de ernst en het aantal bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van jeugddetentie. Alles overziend acht de rechtbank jeugddetentie voor de duur van 224 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals gevorderd door de officier van justitie, aan de verdachte een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel op te leggen. Daartoe is redengevend dat de deskundigen in hun rapportages geen PIJ-maatregel hebben geadviseerd, maar concluderen dat een PIJ-maatregel als onwenselijk wordt beschouwd, omdat de verdachte dan te zeer in contact blijft met delinquente jongeren die naar alle waarschijnlijkheid geen positieve invloed op hem hebben. Daarnaast bestaat het risico dat hij juist zal verharden of hospitaliseren. Gelet op dit advies ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden om de deskundigen nogmaals in staat te stellen om een nader advies uit te brengen over de strafoplegging. Dit verzoek van de officier van de justitie zal dan ook worden afgewezen.
Het gegeven dat de verdachte, na zijn verblijf in jeugddetentie, geen passende verblijfplaats heeft, baart de rechtbank grote zorgen. De opgelegde onvoorwaardelijke jeugddetentie biedt de reclassering nog enige tijd om voor de verdachte een passende verblijfsplek te regelen. Het feit dat voor de passend geachte verblijfsplek (Ipse de Bruggen te Zwammerdam) een wachtlijst bestaat rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank niet dat aan de verdachte een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie zal worden opgelegd. Wel ziet de rechtbank aanleiding om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uur op te leggen met een proeftijd van twee jaren, zodat zij aan dit voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden kan verbinden. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden opleggen een meldplicht bij de jeugdreclassering, een verplichting om mee te werken aan begeleiding van een coach, een ambulante behandelverplichting, opname in een zorginstelling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het hebben van een zinvolle dagbesteding. Het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden heeft als doel de verdachte de benodigde hulp en begeleiding te bieden, om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen. Gelet op de ernst van de feiten en de rapportages omtrent de persoon van de verdachte, waaruit naar voren komt dat hij veel hulpverlening en begeleiding nodig heeft en het recidiverisico zonder interventie als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel
dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.