In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2024 een beschikking gegeven inzake het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige kinderen naar Duitsland en voor hun inschrijving op scholen in Nederland. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Weermeijer-Patist, verzocht om toestemming om met de kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], te verhuizen naar [plaatsnaam 1] in Duitsland, en om hen in te schrijven op respectievelijk [naam school] en basisschool [naam basisschool] in [plaatsnaam 2]. De vader, vertegenwoordigd door mr. B. Schelvis-Neuteboom, voerde verweer en betoogde dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen zou zijn, gezien de afstand en de impact op hun huidige leven en school. De rechtbank heeft de belangen van beide ouders en de kinderen afgewogen en geconcludeerd dat de moeder voldoende noodzaak heeft voor de verhuizing, onder andere vanwege financiële redenen en de mogelijkheid om een betere woonsituatie te creëren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verhuizing geen onrechtvaardige inbreuk maakt op de zorgregeling en dat de huidige regeling kan worden voortgezet. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder toegewezen en toestemming verleend voor de verhuizing en de inschrijving op de scholen. De proceskosten zijn gecompenseerd.