Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Syrische nationaliteit. Zij beoogt verblijf bij haar zoon en referent, [naam referent] . Referent woont in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. Op 16 juni 2021 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij referent [naam referent] ’. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres bij het besluit van 26 augustus 2021 (het primaire besluit) afgewezen. Bij besluit van 8 april 2022 heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft het besluit van 8 april 2022 vervolgens ingetrokken. Op 2 juni 2023 is referent gehoord tijdens een hoorzitting.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard. Volgens verweerder is het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing op eiseres. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent niet is aangetoond. Daarnaast is volgens verweerder geen sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. De belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRMvalt in het nadeel van eiseres uit.
3. Eiseres voert tegen het bestreden besluit het volgende aan. Reeds bij de aanvraag is namens eiseres een geboorteverklaring en uittreksel uit de basisregistratie overgelegd, voorzien van legalisatiestempels van het Syrische Ministerie van Buitenlandse Zaken. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de familierechtelijke relatie tussen haar en referent daarmee is aangetoond. Verder is volgens eiseres wel sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en referent. Het niet samenwonen met referent is het gevolg van de vlucht van referent door de burgeroorlog in Syrië. Dit kan dan ook niet door verweerder worden tegengeworpen. Daarnaast zijn de banden van eiseres met Syrië gemarginaliseerd na het vertrek van al haar kinderen en kleinkinderen uit Syrië. Voorts heeft referent tijdens de hoorzitting verklaard en middels overschrijvingen aangetoond dat hij tussen 250 en 300 euro per maand naar eiseres overmaakt. Eiseres wordt dan ook in het geheel door referent onderhouden. Daarnaast meent eiseres dat de medische voorzieningen in Syrië onvoldoende beschikbaar zijn. Eiseres verwijst verder naar een uitspraak van de Afdelingvan 13 juli 2022.Referent en zijn zus hebben tijdens de hoorzitting uitvoerig verklaard over de afhankelijkheid van eiseres, het gebrek aan opvang, medicijnen en geld, wat door de aardbevingen alleen maar erger is geworden. Daarbij zijn de verklaringen van buren in Turkije en Syrië overgelegd, waaruit blijkt dat eiseres hulpbehoevend is en niet voor zichzelf kan zorgen. Ook zijn er medische verklaringen overgelegd waaruit de medische problematiek van eiseres blijkt. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM ten onrechte in het nadeel van eiseres heeft laten uitvallen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Familierechtelijke relatie
4. Uit de uitspraken van de Afdeling van 26 januari 2022en 31 maart 2022,en de uitwerking van deze uitspraken in de Werkinstructie 2022/7 - die analoog van toepassing is op reguliere aanvragen in het kader van gezinshereniging - volgt dat verweerder een integrale beoordeling moet maken van alle overgelegde documenten en/of afgelegde verklaringen, tenzij een vreemdeling zijn deel van de samenwerkingsplicht overduidelijk niet is nagekomen. Hij betrekt daarbij ook alle andere relevante elementen van het desbetreffende geval. De eisen die verweerder aan het geleverde bewijs stelt, moeten evenredig zijn aan die elementen. Anders dan voorheen, geldt dat verweerder bovendien gemotiveerd moet beoordelen of een vreemdeling het voordeel van de twijfel verdient.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder pas in het verweerschrift voor het eerst heeft meegedeeld dat de uittreksels van het bevolkingsregister en het familieregister door Bureau Documenten positief zijn beoordeeld op echtheid, maar de inhoud en opmaak kon niet worden beoordeeld. De aangebrachte stempels zijn verder niet leesbaar, waardoor onduidelijk is of deze stempels legalisatiestempels zijn van het Syrische Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn. Over de echtheid van het door eiseres overgelegde uittreksel uit het geboorteregister heeft Bureau Documenten geen advies kunnen uitbrengen. Volgens verweerder staat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent dan ook niet vast. Verweerder kon ter zitting geen antwoord geven op de vraag waarom dit pas in het verweerschrift naar voren is gebracht, noch weet verweerder wanneer Bureau Documenten het onderzoek heeft verricht. De verklaring van onderzoek van Bureau Documenten ontbreekt bovendien in het dossier. Voor zover verweerder de legalisatiestempels van belang acht bij zijn beoordeling van de uittreksels, heeft verweerder, door pas in het verweerschrift melding te maken van het onderzoek van Bureau Documenten, eiseres de mogelijkheid ontnomen om alsnog voor verweerder aanvaardbare legalisatiestempels aan te leveren. Bovendien stelt de rechtbank vast dat de naam van eiseres in de overgelegde uittreksels vermeld staat als de moeder van referent. Eiseres heeft met deze documenten een begin van het bewijs geleverd van een familierechtelijke relatie tussen haar en referent. Verweerder had daarom ook nader moeten motiveren waarom aan eiseres niet het voordeel van de twijfel is gegund. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat. De rechtbank zal het beroep om die reden gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
Een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
6. Eiseres heeft haar aanvraag gebaseerd op het recht op respect voor haar gezinsleven zoals dat is neergelegd in artikel 8 van het EVRM. Niet in geschil is dat gezinsleven in de zin van dit artikel bij een ouder en haar meerderjarig kind alleen bestaat als tussen hen sprake is van ‘more than normal emotional ties’ (oftewel: een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie).
7. Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt dat de vraag of hiervan sprake is van feitelijke aard is, en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte, persoonlijke banden. Bij de beoordeling of hiervan sprake is, kunnen de mate van financiële of materiële afhankelijkheid, emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst relevant zijn. In de uitspraak van de Afdeling van 4 april 2019is geoordeeld dat verweerder wel zwaarwegend, maar geen doorslaggevend gewicht mag toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven.
8. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat tussen eiseres en referent
geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Verweerder heeft
er in dat verband op kunnen wijzen dat referent sinds 2015 niet meer met zijn moeder samenwoont. Dat het vertrek van referent Syrië verband hield met de burgeroorlog en dus onvrijwillig was, leidt niet tot een ander oordeel. Na het vertrek van referent heeft eiseres zich immers zelfstandig staande kunnen houden. Verweerder heeft dan ook terecht overwogen dat niet is aangetoond, ook niet met de reactie van eiseres van 5 april 2023 op de schriftelijke vragen van verweerder, dat eiseres voor haar dagelijks functioneren meer dan gebruikelijk van referent afhankelijk is. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat de medische situatie van eiseres zodanig is, dat zij zich hierdoor niet zonder de persoonlijke en exclusieve zorg van referent staande kan houden. Zoals hiervoor is overwogen mag verweerder daar een zwaarwegend belang aan toekennen.Uit de overgelegde medische stukken blijkt weliswaar dat eiseres gezondheidsklachten heeft waarvoor zij medicatie gebruikt, maar niet is gebleken dat medische behandeling voor haar in Syrië helemaal niet mogelijk is. Bovendien is gebleken dat eiseres, zij het met de nodige moeite, aan de vereiste medicatie kan komen. Verweerder heeft hierbij ook kunnen meewegen dat uit de overgelegde verklaringen van de buren blijkt dat kennissen, vrienden en buren eventuele hulp bij het zelfstandig functioneren van eiseres kunnen bieden. Dat referent graag voor zijn moeder wil zorgen, is begrijpelijk, maar die wens duidt er niet op dat sprake is van een band die de gebruikelijke band tussen een volwassen kind en zijn ouder ontstijgt. Voor zover referent eiseres financieel ondersteunt, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat die financiële ondersteuning ook vanuit Nederland kan worden voortgezet.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie van eiser met referent niet aannemelijk is geworden. Verweerder heeft daarom terecht bepaald dat geen sprake is van beschermenswaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
10. Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022volgt dat verweerder niet (meer) kan volstaan met de vaststelling dat geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven
bestaat, maar altijd een belangenafweging moet verrichten.
11. Verweerder heeft in het bestreden besluit het belang van eiseres om bij haar zoon in Nederland te kunnen verblijven afgewogen tegen het belang van de Nederlandse overheid bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM betrokken en deze niet ten onrechte in het nadeel van eiseres laten uitvallen. Verweerder heeft in het nadeel van eiseres kunnen meewegen dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met referent. Verweerder heeft verder van belang mogen achten dat eiseres nooit een verblijfsvergunning heeft gehad. Het gaat dus om een eerste toelating, waardoor het belang van eiseres minder zwaar weegt. Bij een eerste toelating rust op Nederland namelijk slechts onder bijzondere omstandigheden een verplichting om de vreemdeling hier verblijf toe te staan.Verder heeft verweerder in het nadeel van eiseres mogen meewegen dat eiseres geen sterke binding heeft met Nederland, anders dan haar in Nederland verblijvende zoon. Ook heeft verweerder niet ten onrechte opgemerkt dat eiseres sterke banden heeft met Syrië, nu zij daar geboren en getogen is. Aan eiseres kan worden toegegeven dat verweerder geen duidelijk standpunt heeft ingenomen over de aanwezigheid van de objectieve belemmering om het gezinsleven in Syrië uit te oefenen. Echter in de omstandigheid dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent, komt daar beperkte betekenis aan toe. Tot slot heeft verweerder het economisch belang kunnen tegenwerpen. Verweerder heeft daarbij kunnen overwegen dat het in de lijn van de verwachting ligt dat eiseres, gelet op haar gezondheidssituatie, aanspraak zal gaan maken op faciliteiten die uit de algemene middelen worden gefinancierd, zoals de gezondheidszorg. Daarbij heeft verweerder ook kunnen betrekken dat uit de verklaringen van referent blijkt dat eiseres in Syrië toegang heeft tot de medische voorzieningen.
12. Verweerder heeft op grond van de hierboven genoemde omstandigheden een belangenafweging kunnen maken waarbij verweerder een groter belang heeft kunnen hechten aan het belang van Nederlandse Staat dan aan het belang van eiseres. Verweerder heeft daarom de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet ten onrechte in het nadeel van eiseres laten uitvallen.
13. De rechtbank ziet in het bovenstaande aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand blijven.
14. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van€ 875), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.750.