ECLI:NL:RBDHA:2024:1363

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
NL23.36708
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinshereniging met betrekking tot Syrische nationaliteit

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Syrische eiseres die een aanvraag had ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van gezinshereniging. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke is gebleven door niet tijdig een besluit te nemen op de aanvraag. De eiseres had op 26 januari 2023 de aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris had de beslistermijn overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en dat er meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling.

De rechtbank heeft zich aangesloten bij eerdere rechtspraak die stelt dat bij overschrijding van de beslistermijn in dergelijke gevallen sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien de staatssecretaris besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt.

Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de termijn voor het nemen van een besluit. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eiseres, vastgesteld op € 437,50, omdat eiseres vrijgesteld is van het betalen van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.36708

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

geboren [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. M. Grigorjan),
mede namens haar minderjarige kinderen;

[naam] ,

geboren [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

geboren [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

geboren [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

Eiseres heeft op 26 januari 2023 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij brief van 31 juli 2023 heeft eiseres de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 19 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft op 6 december 2023 een verweerschrift ingediend.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. De staatssecretaris moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen (artikel 2u, eerste lid, Vw). De staatssecretaris heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken, dat eiseres de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
5. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
6. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft bij uitspraak van 17 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:3590) geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d Awb en tevens overwegingen gewijd aan het bepalen van een nadere termijn voor het alsnog beslissen op dergelijke aanvragen. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel, neemt de overwegingen uit voornoemde uitspraak over en ziet geen aanleiding om daar in deze zaak anders over te oordelen.
7. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de staatssecretaris van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie. De rechtbank bepaalt daarom dat de staatssecretaris binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend moet maken, tenzij de staatssecretaris binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de staatssecretaris binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend maken.
8. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
9. De rechtbank stelt de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-.
10. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat eiseres is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, hoeft de staatssecretaris dit niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien binnen die termijn wordt besloten dat nader onderzoek moet plaatsvinden en dat aan eiseres schriftelijk is meegedeeld, dan moet het besluit binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak bekend worden gemaakt;
  • bepaalt dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • stelt de hoogte van de door de staatssecretaris aan eiseres verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.