Op 26 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin mevrouw [verzoekster] verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Mevrouw [verzoekster] bevond zich in een problematische schuldensituatie en had een verzoek ingediend om tot een oplossing te komen. De rechtbank heeft het verzoek echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat het onmogelijk was om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen.
De procedure begon met een zitting op 19 augustus 2024, waar mevrouw [verzoekster] werd bijgestaan door een schuldhulpverlener en familieleden. De rechtbank benadrukte dat voor een WSNP-verzoek een deugdelijke poging tot een buitengerechtelijke regeling vereist is, en dat er een correcte 285-verklaring moet worden overlegd. De rechtbank constateerde dat er geen volledig beeld was van de schuldenlast van mevrouw [verzoekster] en dat er geen aanbod aan schuldeisers was gedaan.
De rechtbank oordeelde dat de vrees voor nieuwe schuldeisers onvoldoende was om te concluderen dat een buitengerechtelijke regeling onmogelijk was. Mevrouw [verzoekster] had sinds haar verhuizing naar Zoetermeer geen betalingsherinneringen ontvangen van andere schuldeisers dan de vier die zich nu hadden gemeld. Hierdoor was de rechtbank van mening dat er met een redelijke inspanning een buitengerechtelijke regeling mogelijk was.
Uiteindelijk leidde het ontbreken van een staat van baten en schulden en een correcte 285-verklaring tot de beslissing om mevrouw [verzoekster] niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot WSNP. De uitspraak werd gedaan door mr. R. Cats, rechter, en is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2024.