ECLI:NL:RBDHA:2024:13594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/669360 / FT RK 24/616
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek tot wettelijke schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende pogingen tot buitengerechtelijke schuldregeling

Op 26 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin de heer [verzoeker] verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De rechtbank heeft het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat onvoldoende is aangetoond dat het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. De procedure begon met een verzoek van de heer [verzoeker], die zich in een problematische schuldensituatie bevond. Tijdens de zitting op 19 augustus 2024 waren de heer [verzoeker], zijn schuldhulpverlener en een beschermingsbewindvoerder aanwezig.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen deugdelijke poging is gedaan om tot een buitengerechtelijke regeling te komen. De wet vereist dat een WSNP-verzoek voorafgaat aan een serieuze poging tot een buitengerechtelijke regeling, vergezeld van een 285-verklaring. De rechtbank concludeert dat de heer [verzoeker] geen aanbod heeft gedaan aan zijn schuldeisers, en dat de financiële situatie niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat het ontbreken van een correcte 285-verklaring en de afwezigheid van een Vtlb-berekening bijdragen aan de niet-ontvankelijkheid van het verzoek.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de heer [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot toepassing van de WSNP. Deze beslissing is genomen door mr. R. Cats, rechter, en is in het openbaar uitgesproken. De heer [verzoeker] heeft de mogelijkheid om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/669360 / FT RK 24/616
uitspraakdatum: 26 augustus 2024
[verzoeker] ,
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker,
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor de schulden te komen heeft de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt een overzicht van de procedure.

1.De procedure

1.1.
De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 19 augustus 2024 om 13:50 uur. Op de zitting verschenen:
- de heer [verzoeker] , vergezeld door,
- mevrouw [naam 1] , schuldhulpverlener van de Noordzij Insolventie,
- mevrouw [naam 2] , beschermingsbewindvoerder van BilangioBudget
B.V..

2.De beoordeling van het verzoek

2.1.
Een van de doelstellingen van de WSNP is het bevorderen van de totstandkoming van minnelijke schuldregelingen. Niet is gebleken dat de wetgever met de per 1 juli 2023 inwerking getreden wetswijzigingen deze doelstelling heeft willen loslaten. De WSNP fungeert dus nog steeds als ‘stok achter de deur’ voor een buitengerechtelijk schuldregelingsakkoord. In beginsel moet een WSNP-verzoek dan ook zijn voorafgegaan door een deugdelijke poging om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen en vergezeld te gaan met onder meer een zogenoemde 285-verklaring (artikel 285 lid 1 onder f Fw). Dit is “
een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen”. Sinds 1 juli 2023 is in de wet opgenomen dat “
Als aannemelijk is dat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar of andere omstandigheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, hoeft voor de afgifte van deze verklaring niet eerst een poging te zijn gedaan om tot een dergelijke regeling te komen.”
2.2.
Namens de heer [verzoeker] is geen aanbod aan zijn schuldeisers gedaan. Hiertoe is door de schuldhulpverlener in de 285-verklaring aangevoerd: “
heeft de crediteuren namens de verzoeker geen aanbod gedaan, omdat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen.” Hiermee wordt klaarblijkelijk aangegeven dat het Vrij te laten bedrag (Vtlb) hoger is dan het inkomen van de heer [verzoeker] .
2.3.
De rechtbank neemt in aanmerking dat het hanteren van het Vrij te laten bedrag (Vtlb) in het minnelijk schuldregelingstraject een keuze is, die – mede gezien artikel 475dc lid 1 Rv – niet (altijd) automatisch maakt dat een schuldenaar daadwerkelijk niet tot aflossing is gehouden wanneer de inkomsten van de schuldenaar gelijk zijn aan, of lager zijn dan het Vtlb. Aangezien in het wettelijk schuldsaneringstraject het Vtlb wordt gehanteerd (artikel 295 lid 3 Fw), is die keuze wel begrijpelijk.
2.4.
De enkele omstandigheid dat de inkomsten van de schuldenaar gelijk zijn aan, of lager zijn dan het Vtlb dat in de WSNP wordt gehanteerd, betekent dan echter niet automatisch dat het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Eerst is nodig dat de schuldeisers op de hoogte worden gesteld van de financiële situatie van de schuldenaar en dat hen dienovereenkomstig een aanbod wordt gedaan. Naar de rechtbank begrijpt, is dit ook de werkwijze die de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) voorstaat: “
NVVK-leden houden het vrij te laten bedrag (vtlb) aan voor het berekenen van de afloscapaciteit en als de 0 is, bieden zij 0,00 aan onder voorwaarde van passende begeleiding” (Handleiding Implementatie Wijziging NVVK Gedragscode Schuldhulpverlening, versie 3.0, juli 2024).
2.5.
Tevens is in dit verzoek onvoldoende gesteld om er van uit te kunnen gaan dat daadwerkelijk sprake is van onvoldoende aflossingsmogelijkheden. Een Vtlb-berekening ontbreekt. Bovendien wordt volgens de stukken maandelijks € 64,19 aan de gemeente Den Haag afgelost en bedraagt het spaarsaldo in het minnelijke traject
€ 3.000,-.
2.6.
Het ontbreken van een correcte 285-verklaring maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de heer [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de heer [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot toepassing van de wettelijke
schuldsaneringsregeling.
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met A. van Groningen Schinkel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2024.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.