ECLI:NL:RBDHA:2024:13593
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2024 uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de minister had niet tijdig beslist. Eiser stelde dat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijnen waren verlengd door het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking trad. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende aannemelijk had gemaakt dat de situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw zich voordeed ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3. Hierdoor was de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser met negen maanden verlengd, wat betekende dat de ingebrekestelling van 1 mei 2024 te vroeg was ingediend. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de minister. De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier D.D. Bijlhout, en werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.