ECLI:NL:RBDHA:2024:13589

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/670070 / FT RK 24/645
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek tot wettelijke schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende bewijs voor buitengerechtelijke schuldregeling

Op 26 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin de heer [verzoeker] verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De rechtbank heeft het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet is aangetoond dat het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, zoals vereist onder artikel 285 van de Faillissementswet (Fw). De heer [verzoeker] verkeerde in een problematische schuldensituatie en had een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP. Tijdens de zitting op 19 augustus 2024, waar de heer [verzoeker] en zijn schuldhulpverleners aanwezig waren, werd duidelijk dat er onvoldoende aflossingsmogelijkheden waren en dat de schuldenlijst niet correct kon worden vastgesteld. Dit was voornamelijk te wijten aan het feit dat veel vorderingen voortkwamen uit een echtscheiding en op naam van de ex-partner stonden, waardoor de schuldeisers niet reageerden of hun vorderingen niet kenbaar wilden maken.

De rechtbank benadrukte dat voor een correcte uitvoering van een buitengerechtelijk traject een goed beeld van de schuldenlast noodzakelijk is. De heer [verzoeker] had sinds 2016 schuldenbewind en er waren complicaties bij het opstellen van een schuldenlijst. De rechtbank concludeerde dat het ontbreken van een correcte staat van baten en schulden en een correcte 285-verklaring leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De beslissing werd genomen door mr. R. Cats, rechter, en werd in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof in Den Haag.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/670070 / FT RK 24/645
uitspraakdatum: 26 augustus 2024
[verzoeker] ,
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker,
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor de schulden te komen heeft de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt
niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt een overzicht van de procedure.

1.De procedure

1.1.
De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 19 augustus 2024 te 14:40 uur. Op de zitting verschenen:
- de heer [verzoeker] , vergezeld door,
- mevrouw [naam 1] , schuldhulpverlener van Noordzij Bewindvoerders,
- mevrouw [naam 2] , bewindvoerder van Stichting 3D.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1
Een van de doelstellingen van de WSNP is het bevorderen van de totstandkoming van minnelijke schuldregelingen. Niet is gebleken dat de wetgever met de per 1 juli 2023 inwerking getreden wetswijzigingen deze doelstelling heeft willen loslaten. De WSNP fungeert dus nog steeds als ‘stok achter de deur’ voor een buitengerechtelijk schuldregelingsakkoord. In beginsel moet een WSNP-verzoek dan ook zijn voorafgegaan door een deugdelijke poging om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen en vergezeld te gaan met onder meer een zogenoemde 285-verklaring (artikel 285 lid 1 onder f Fw). Dit is “
een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen”. Sinds 1 juli 2023 is in de wet opgenomen dat “
Als aannemelijk is dat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar of andere omstandigheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, hoeft voor de afgifte van deze verklaring niet eerst een poging te zijn gedaan om tot een dergelijke regeling te komen.”
2.2.
Namens de heer [verzoeker] is geen aanbod aan haar schuldeisers gedaan. Hiertoe is door de schuldhulpverlener in de 285-verklaring aangevoerd: “
De schuldenlijst kan niet vastgesteld worden.” en “
Er is getracht de schuldenlijst te inventariseren. Dit is niet gelukt omdat er veel vorderingen voortkomen uit echtscheiding en op naam van ex-partner staan. De schuldeisers reageren niet of willen hun vordering niet kenbaar maken omdat het op naam van ex-partner staat. Hierdoor is het niet mogelijk een minnelijke regeling op te starten.
2.3.
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat voor een correcte uitvoering van een buitengerechtelijke traject een zo goed mogelijk beeld zal moeten bestaan van inkomsten, bezittingen en uitgaven. Van een schuldenaar moet dus worden gevergd dat deze – ook – ten minste een zo goed mogelijk beeld van zijn schuldenlast geeft. Dit volgt ook uit de omstandigheid dat in een WSNP-verzoek een staat van baten en schulden moet worden opgenomen (artikel 285 lid 1 sub a Fw). Bovendien moet de rechtbank in staat worden gesteld te beoordelen of aannemelijk is dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden te goeder trouw is geweest (artikel 288 lid 1 onder b Fw).
2.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat geen schuldenlijst kan worden vastgesteld. De heer [verzoeker] heeft sinds 2016 schuldenbewind. Zijn ex-partner, met wie hij tot 2022 gehuwd is geweest, had tot de echtscheiding eveneens beschermingsbewind bij dezelfde beschermingsbewindvoerdersinstantie. Ter zitting heeft de bewindvoerder van de heer [verzoeker] meegedeeld dat bij beëindiging van het huwelijk twee schuldenlijsten zijn gemaakt, waarbij de schulden die de ex-echtgenote had gemaakt voor het betreffende bedrag op haar lijst zijn geplaatst. Die schulden zijn eveneens op de lijst van de heer [verzoeker] geplaatst, maar daarbij is een bedrag van € 0,01 vermeld. Nu eveneens is meegedeeld dat naar alle waarschijnlijkheid de lijst van de ex-echtgenote nog beschikbaar is, moet het mogelijk worden geacht om voor de heer [verzoeker] een schuldenlijst op te stellen waarop de schulden uit de huwelijkse periode worden vermeld en aldus een zo goed mogelijk beeld van schuldenaars schuldenlast te geven en een poging te doen om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen.
2.5.
Het ontbreken van een correcte staat van baten en schulden en van een correcte 285-verklaring maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de heer [verzoeker]
niet-ontvankelijk is in zijn verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de heer [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met mevrouw N. Kruiskamp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2024.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.