In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiseres heeft haar aanvraag op 26 april 2023 ingediend, en de ontvangst daarvan is op 8 mei 2023 bevestigd. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd, maar eiseres heeft verweerder op 24 november 2023 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn gebeurde. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen.
De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om de behandeling van het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed.