In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om aanhouding van de behandeling van het beroep af, omdat dit de prikkel wegneemt om voortvarend te beslissen.
Eiser heeft zijn aanvraag op 25 september 2023 ingediend, en verweerder had 90 dagen om te beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar eiser heeft verweerder op 2 april 2024 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van acht weken opgelegd voor de beslissing.
De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 19 juli 2024.