ECLI:NL:RBDHA:2024:13516
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ingangsdatum van een verblijfsvergunning regulier voor een Indonesische eiseres met verblijfsgat
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Indonesische eiseres tegen de ingangsdatum van haar verblijfsvergunning regulier, die geldig is van 5 juli 2023 tot 5 juli 2024. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze ingangsdatum, omdat zij van mening is dat er een verblijfsgat is ontstaan tussen haar eerdere verblijfsvergunning voor studie en de nieuwe vergunning voor zoekjaar. De minister van Asiel en Migratie heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.
De rechtbank heeft op 25 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister de ingangsdatum van de verblijfsvergunning correct heeft vastgesteld. Eiseres had een verblijfsvergunning voor studie die eindigde op 30 juni 2023, en haar aanvraag voor een vergunning voor zoekjaar werd pas op 5 juli 2023 ingediend. Dit resulteert in een verblijfsgat van vijf dagen, wat volgens de rechtbank niet in strijd is met het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat de ingangsdatum van de vergunning niet eerder kan ingaan dan de datum van ontvangst van de aanvraag. Eiseres heeft niet aangetoond dat het verblijfsgat onevenredige gevolgen voor haar heeft, en de rechtbank wijst erop dat de minister haar tijdig heeft geïnformeerd over de noodzaak om haar aanvraag op tijd in te dienen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.