ECLI:NL:RBDHA:2024:13515

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.17579
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van de ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser, van Turkse nationaliteit, op 12 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de minister van Asiel en Migratie op 15 maart 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 22 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft echter geen verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat zij geen zitting nodig achtte en heeft het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden. De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12 van de Awb bepaald dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is, en dat er twee weken moeten zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser op 12 maart 2024 eindigde, maar dat de minister de beslistermijn met negen maanden heeft verlengd vanwege een groot aantal aanvragen. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Hierdoor eindigt de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser op 12 december 2024. De ingebrekestelling van 15 maart 2024 is dus prematuur ingediend, waardoor het beroep niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb.

De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17579

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren [geboortedatum],
van Turkse nationaliteit,
v-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Eiser heeft op 12 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 15 maart 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Op 22 april 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De minister heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
5. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
6. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 12 september 2023. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van eiser op 12 maart 2024 eindigen. De minister heeft echter, met inwerkingtreding van het WBV 2023/3, de beslistermijn van asielaanvragen, ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024, met negen maanden verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van 11 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:5087) geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn op de asielaanvraag van eiser eindigt op 12 december 2024. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 15 maart 2024 prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
7. Het beroep is, gelet op het voorgaande, kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.