ECLI:NL:RBDHA:2024:13505
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toegangsweigering en vrijheidsbeperkende maatregel in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een V-nummer heeft, en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had op 4 augustus 2024 een besluit ontvangen waarin hem op grond van artikel 14 in samenhang met artikel 6 van de Schengengrenscode de toegang tot Nederland werd geweigerd. Tevens werd er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd op basis van artikel 6, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding moet worden beschouwd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen toestemming hebben verleend voor schriftelijke behandeling van de zaak. De gemachtigde van de eiser heeft op 6 en 8 augustus 2024 de gronden van het beroep ingediend, waarop de verweerder op 15 augustus 2024 heeft gereageerd. Het onderzoek is op 16 augustus 2024 gesloten. De gemachtigde van de eiser heeft betoogd dat de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig is, omdat deze te lang heeft geduurd en er geen wettelijke grondslag voor zou zijn. Ook werd aangevoerd dat de toegangsweigering onterecht was, aangezien de eiser een visum had gekregen en er geen SIS-signalering in het dossier aanwezig was.
De rechtbank overweegt dat de eiser ook tegen de toegangsweigering opkomt, maar dat er administratief beroep openstaat tegen dit besluit. Aangezien de eiser geen asielaanvraag heeft ingediend, was de verweerder niet verplicht om verdergaande voorzieningen te treffen. De rechtbank concludeert dat de vrijheidsbeperkende maatregel niet onrechtmatig is en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.