Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[bedrijfsnaam 1],
1.De procedure
- de startverklaring van 9 februari 2024;
- de beschikking van 14 maart 2024 waarin met ingang van 14 maart 2024 een afkoelingsperiode voor een periode van drie maanden is afgekondigd;
- de beschikking van 10 juli 2024 waarin [naam 1] niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode;
- het op 1 augustus 2024 ingekomen verzoekschrift op grond van artikel 383 lid 1 Fw met vier producties met het verzoek tot homologatie van het door [naam 1] aangeboden akkoord;
- het stemverslag als bedoeld in artikel 382 Fw, ter griffie van deze rechtbank gedeponeerd op 31 juli 2024;
- de beschikking van 1 augustus 2024 betreffende de dagbepaling voor de behandeling van het homologatieverzoek, met aanstelling van [naam 2] (hierna: de observator) als observator;
- het op 8 augustus 2024 ingekomen verzoekschrift ex artikel 383 lid 8 Fw met bijlagen van 8 augustus 2024 van [bedrijfsnaam 2] S.À.R.L. (hierna: [bedrijfsnaam 2] ), waarin om afwijzing van het homologatieverzoek wordt verzocht;
- de zienswijze van de observator ex artikel 384 lid 7 Fw van 8 augustus 2024 en de aangepaste versie van 9 augustus 2024;
- de aanvullende producties 5 tot en met 17 namens [naam 1] , ontvangen op 8 augustus 2024;
- de aanvullende producties 18 tot en met 21 namens [naam 1] , ontvangen op 12 augustus 2024;
- het verzoek van de observator van 12 augustus 2024 tot vaststelling van zijn salaris, onderbouwd met een urenspecificatie;
- de e-mail van 13 augustus 2024 met bijlage namens de Belastingdienst, waarin onder meer wordt aangegeven dat de Belastingdienst van mening is veranderd en dat hij beter af denkt te zijn met een faillissement.
- de heer [naam 1] , verzoeker;
- mr. D.A. Siddiqui en mr. F. Amien, advocaten van [naam 1] ;
- de heer [naam 6] , kantoorgenoot van de advocaten van [naam 1] ;
- mr. M. Weij, advocaat van [bedrijfsnaam 2] ;
- de heer [naam 3] , namens [bedrijfsnaam 2] ;
- mr. M. Weij, advocaat van [bedrijfsnaam 2] ;
- mevrouw [naam 4] , namens de Belastingdienst;
- [naam 2] , observator;
- [naam 5] , kantoorgenoot van de observator.
2.Het akkoord en de stemming
3.Het homologatieverzoek
4.Het afwijzingsverzoek
5.De zienswijze van de observator
6.De beoordeling
Rechtsmacht en bevoegdheid
in the money’zijn). Klasse I met daarin de Belastingdienst heeft blijkens het stemverslag ingestemd met het WHOA-akkoord. Dit is een klasse die, gelet op de berekende liquidatiewaarde, in ieder geval als
in the moneymoet worden aangemerkt. Dat de Belastingdienst op de dag van de zitting aangeeft van mening te zijn veranderd maakt de stemmingsuitslag niet anders. De Belastingdienst heeft immers voorgestemd binnen de stemtermijn. [naam 1] kan daarom worden ontvangen in zijn homologatieverzoek.
“voornamelijk door prijsstijging en extra traffic nieuwe Action (…)”zonder dat dit percentage verder wordt toegelicht.
“die op consistente wijze zijn verbonden met de bedrijfsvoering van [bedrijfsnaam 1] ”. Dit is een te algemene toelichting op het niet meenemen van deze schuldeisers in het akkoord. Van een schuldenaar moet op dit punt een meer onderbouwde toelichting worden verwacht. Het niet meenemen van schuldeisers in een akkoord leidt immers veelal tot een voordeligere positie ten opzichte van andere schuldeisers die wel in het akkoord worden betrokken en kan aldus zorgen voor een inbreuk op de paritas creditorum van artikel 3:277b BW. Er is daarom niet voldaan aan het bepaalde in artikel 375 lid 2 onder c. Fw.
- Restwaarde leaseauto: € 38.645,- -/- € 25.431,- € 13.214,-
- Voorraadswaarde na aflossing Bridgefund volgens het overeengekomen
- Debiteuren € 52.999,-
- Woning minus hypotheekschuld: 548.000,- -/- € 372.000,- € 176.000,-
- Spaarsaldo hypotheek € 74.619,-
- Motorboot € 15.000,-
- Bromfietsen € 1.000,-
- Bankrekeningen