ECLI:NL:RBDHA:2024:13421

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.24170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige herkomst en taalanalyse

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Zuid-Somalische asielzoeker, had op 18 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 4 juni 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing was gebaseerd op de conclusie van een taalanalyse die aangaf dat eiser niet uit Zuid-Somalië kwam, maar uit Noord-Somalië. Eiser voerde aan dat zijn herkomst ten onrechte ongeloofwaardig was geacht en dat zijn taalgebruik was veranderd door zijn sociale omgeving in Duitsland. Hij overhandigde verschillende documenten ter ondersteuning van zijn herkomst, maar de rechtbank oordeelde dat deze onvoldoende waren om de conclusie van de taalanalyse te weerleggen.

De rechtbank benadrukte dat eiser geen concrete aanknopingspunten had aangedragen om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de taalanalyse. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had vastgesteld dat eiser zijn herkomst niet aannemelijk had gemaakt, waardoor een inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas niet mogelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister de asielaanvraag op juiste gronden had afgewezen. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24170

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.C. van Asperen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2024 (het bestreden besluit) de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en [tolk] als tolk.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1999 en de Somalische nationaliteit te hebben. Op 18 augustus 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft in Somalië te maken gehad met discriminatie en mishandeling vanwege de clan-afkomst van zijn moeder. Eisers oom heeft hem gevraagd om lid te worden van Al-Shabaab, nadat eiser hem had verteld over wat hij heeft meegemaakt. Eiser is vervolgens met behulp van een reisagent uit Somalië gevlucht. De reisagent heeft eiser verteld dat eisers moeder na zijn vertrek krankzinnig is geworden en dat zijn zusje is ontvoerd door Al-Shabaab.
3. Verweerder heeft overwogen dat eiser zijn nationaliteit en identiteit aannemelijk heeft gemaakt, maar dat zijn gestelde herkomst uit Zuid-Somalië ongeloofwaardig is. Redengevend daarvoor is dat uit de taalanalyse van TOELT [1] blijkt dat eiser uit Noord-Somalië komt. Ook kan eiser niet goed verklaren over zijn woonplaats. Nu eisers herkomst uit Zuid-Somalië ongeloofwaardig is geacht, acht verweerder ook ongeloofwaardig dat eiser gediscrimineerd werd vanwege de clan-afkomst van zijn moeder en dat eisers oom hem gevraagd heeft zich aan te sluiten bij Al-Shabaab, evenals de daaruit volgende consequenties. Nu volgens verweerder sprake is van misleiding doordat eiser onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn herkomst, heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw. [2]
4. Eiser voert aan dat zijn Zuid-Somalische herkomst ten onrechte ongeloofwaardig is geacht. Bij het doornemen van de voorbeelden uit het rapport van de taalanalyse heeft eiser zich gerealiseerd dat zijn uitspraak van het Somali en zijn woordkeuze misschien wel zijn veranderd sinds hij uit Somalië is vertrokken. Eiser is uit Somalië vertrokken toen hij 12 jaar oud was en heeft sindsdien geen omgang meer gehad met Zuid-Somaliërs. In Duitsland ging eiser om met jongens uit Noord-Somalië en heeft hij een relatie gehad met een meisje uit Noord-Somalië. Eiser heeft zijn taalgebruik aangepast aan zijn sociale omgeving. Ter onderbouwing van de gestelde herkomst heeft eiser in beroep een verklaring van zijn lagere school overgelegd, een kopie van zijn laatste schoolrapport en een bewijs dat er geen openstaande schoolkosten zijn. Ook heeft eiser een verklaring van een man overgelegd waarmee eiser in Duitsland naar school is gegaan. Verder heeft verweerder ten onrechte de opmerkingen van de taalanalist over de verklaringen van eiser over zijn herkomstgebied ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit. Daarbij beroept eiser zich op de uitspraak van de Afdeling [3] van 12 januari 2023. [4] Eiser wijst er verder op dat hij maar drie jaar naar school is geweest en weinig tot niets heeft geleerd over zijn herkomstgebied. Verweerder heeft gelet op het voorgaande ten onrechte de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond in verband met het verstrekken van valse informatie over de gestelde herkomst. Verweerder heeft dan ook ten onrechte het asielrelaas niet ten volle getoetst.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Geloofwaardigheid van de herkomst
5. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat een advies van het TOELT een deskundigenadvies is aan verweerder voor de uitvoering van zijn bevoegdheden. Verweerder mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag verweerder niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt verweerder de adviseur een reactie op wat over het advies is aangevoerd.
6. Uit de taalanalyse van TOELT volgt dat het eiser een beheersing op moedertaalniveau heeft van een vorm van Somalisch. Het Somalisch van eiser is echter eenduidig niet te herleiden tot enige spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Wel komt het Somalisch van eiser geheel overeen met het Somalisch zoals dat gangbaar is in Noord-Somalië. Eiser heeft geen contra-expertise laten uitvoeren.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de taalanalyse, de begrijpelijkheid van de in de taalanalyse gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. De enkele stelling van eiser dat zijn uitspraak en woordkeuze is veranderd door omgang met personen uit Noord-Somalië is daartoe onvoldoende. Uit het rapport van de taalanalyse volgt dat bij de beoordeling gestelde herkomst en levensloop van eiser zijn betrokken. De taalanalist heeft overwogen dat van eiser redelijkerwijs mag worden verwacht dat hij een beheersing op moedertaalniveau heeft van een vorm van een Zuid-Somalisch dialect zoals dat gangbaar is in Beled Xawo met eventueel wat kenmerken van het Somalisch zoals dat in Ethiopië gangbaar is. Daarvan is niet gebleken. Nu eiser geen contra-expertise heeft overgelegd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van de taalanalyse dat eisers Somalisch eenduidig niet te herleiden is tot enige spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië.
8. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser zijn gestelde herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt met de door hem overgelegde documenten. Ten aanzien van de overgelegde e-mail van de man waarmee eiser in Duitsland naar school is gegaan, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat deze e-mail weinig gedetailleerd is. De e-mail bestaat immers uit slechts drie zinnen. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat deze e-mail niet van een objectieve bron afkomstig is en ook niet ondertekend is. Ten aanzien van de overgelegde schooldocumenten heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het bevreemdt dat eiser drie jaren in Zuid-Somalië naar school zou zijn geweest gelet op de uitkomst van de taalanalyse. Verder heeft verweerder terecht overwogen dat het geen identificerende documenten zijn. Gelet op dit alles heeft verweerder kunnen concluderen dat de overgelegde documenten onvoldoende zijn om de conclusie van de taalanalist te weerleggen en zijn herkomst aannemelijk te maken.
9. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat verweerder zich in het voornemen ten onrechte mede heeft gebaseerd op de opmerkingen van de taalanalist van TOELT over de verklaringen van eiser over zijn gestelde woonplaats. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld het zinsdeel in het voornemen waarin verwezen is naar de taalanalyse ten aanzien van eisers verklaringen over zijn woonplaats niet te handhaven. Uit het voornemen blijkt echter dat verweerder zich op dit punt niet alleen heeft gebaseerd op de beoordeling van de taalanalist, maar dat verweerder ook heeft zelf heeft beoordeeld dat de verklaringen van eiser tijdens het gehoor over zijn woonplaats summier zijn. Daarbij heeft verweerder overwogen dat weinig is teruggevonden van de informatie waarover eiser wel heeft verklaard. Verweerder mocht dit (mede) ten grondslag leggen aan het bestreden besluit.
10. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder niet ten onrechte de gestelde herkomst uit Zuid-Somalië ongeloofwaardig geacht.
Asielrelaas
11. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat een asielmotief slechts betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling en dat een verdere beoordeling van het asielrelaas niet kan worden verricht wanneer de vreemdeling deze elementen niet aannemelijk heeft gemaakt. [5] Nu eiser zijn herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft verweerder een inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas achterwege kunnen laten.
Kennelijk ongegrond
12. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw kan verweerder de asielaanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond als de vreemdeling hem heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden. Op grond van paragraaf C2/7.3 van de Vc [6] is van misleiden in ieder geval sprake als een taalanalyse uitwijst dat de vreemdeling niet vandaan komt waar hij stelt vandaan te komen.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen over de gestelde herkomst van eiser en de uitkomst van de taalanalyse heeft verweerder kunnen concluderen dat sprake is van misleiding en de asielaanvraag van eiser kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond.
15. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 augustus 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Team Onderzoek en Expertise Land en Taal.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:29.
6.Vreemdelingencirculaire 2000.