ECLI:NL:RBDHA:2024:13415

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
09/255007-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit drugshandel

Op 22 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de ontnemingszaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen van € 85.578,75 uit de verkoop van harddrugs, met name cocaïne en heroïne, in de periode van 1 mei 2022 tot en met 12 december 2022. De vordering van het openbaar ministerie was gericht op het schatten en vaststellen van dit bedrag als ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de terechtzitting op 8 augustus 2024 heeft de officier van justitie, mr. P. de Mos, de vordering gepresenteerd, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.P. de Graaf, een aanzienlijk lager bedrag van € 3.500,- voorstelde. De rechtbank heeft de bewijsvoering, waaronder tapgesprekken en getuigenverklaringen, overwogen en geconcludeerd dat het door de verdachte behaalde voordeel substantieel was. De rechtbank heeft de betalingsverplichting vastgesteld op het bedrag van € 85.578,75, met een mogelijke gijzeling van maximaal 1080 dagen indien de verdachte niet aan deze verplichting voldoet. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/255007-22 (ontneming)
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
Vonnis ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank Den Haag heeft op de vordering van het openbaar ministerie en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1970 te [geboorteplaats 1] (Marokko),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 8 augustus 2024.
Er heeft een schriftelijke voorbereiding plaatsgevonden met een conclusiewisseling tussen de officier van justitie mr. P. de Mos en de raadsman van de veroordeelde, mr. R.P. de Graaf. De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud daarvan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt dat de officier van justitie
op de terechtzitting heeft ingenomen en van hetgeen door de veroordeelde en zijn raadsman op de terechtzitting naar voren is gebracht.

2.De inhoud van de vordering

De inleidende schriftelijke vordering van het openbaar ministerie strekt ertoe dat de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel zal schatten en vaststellen op een bedrag van € 85.578,75 en aan de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de staat van dat bedrag.

3.De grondslag voor ontneming

De veroordeelde is op 22 augustus 2024 door deze rechtbank, voor zover van belang, veroordeeld wegens het volgende strafbare feit:
- opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van dit bewezenverklaarde strafbare feit. De grondslag voor ontneming van dat voordeel is daarom een veroordeling wegens een strafbaar feit als bedoeld in artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

4.De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij de vordering gepersisteerd.
De officier van justitie heeft zich bij de berekening gebaseerd op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, opgemaakt op 9 januari 2023. De conclusie van dit rapport is, dat het door de veroordeelde totale wederrechtelijk verkregen voordeel € 85.578,75 bedraagt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel daarom moet worden geschat op een bedrag van € 85.578,75.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat op een bedrag van € 3.500,-.
4.3.
Bewijsmiddelen
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen.
1. De gebruikte bewijsvoering in het vandaag gewezen vonnis van deze rechtbank in de strafzaak tegen de veroordeelde. Deze bewijsvoering neemt de rechtbank hier over en is (voor de leesbaarheid) als
bijlageaan dit vonnis gehecht.
De voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel redengevende feiten en omstandigheden ontleent de rechtbank rechtstreeks aan de in de strafzaak gebezigde bewijsmiddelen. In de ontnemingszaak verbindt de rechtbank op grond van dezelfde overwegingen dezelfde gevolgtrekkingen aan die bewijsmiddelen als in de strafzaak.
2. Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel dat op 9 januari 2023 is opgemaakt, dat eveneens onderdeel is van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022261144, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden Bollenstreek (p. 636-653).
4.4.
Oordeel van de rechtbank
De veroordeelde heeft zich onder andere schuldig gemaakt aan het verkopen en afleveren van cocaïne en heroïne in de periode van 1 mei 2022 tot en met 12 december 2022. De rechtbank is van oordeel dat de veroordeelde uit de bewezenverklaarde handel van cocaïne en heroïne voordeel heeft verkregen. Voor wat betreft de onderbouwing van dat oordeel volgt de rechtbank het ontnemingsrapport. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De ontnemingsperiode
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel enkel kan worden berekend voor de periode van 3 november 2022 tot en met
12 december 2022. De week die de politie bij de berekening als uitgangspunt heeft genomen, te weten de week van 17 november tot en met 23 november 2022, is namelijk gebaseerd op tapgesprekken die afkomstig zijn van het telefoonnummer dat pas vanaf
3 november 2022 in gebruik is genomen, zodat dat geen realistisch beeld geeft voor de periode vanaf mei 2022. Bovendien is de veroordeelde meermaals naar Marokko geweest in de periode voorafgaand aan 3 november 2022, waardoor hij ook in die periodes minder verdiende.
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging. Bij voornoemd vonnis is immers bewezen verklaard dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in drugs in de periode van 1 mei 2022 tot en met 12 december 2022. Ten aanzien van het verblijf van de veroordeelde in Marokko overweegt de rechtbank dat ook in die periode transacties hebben plaatsgevonden via de betreffende deallijn. Nu het de deallijn van de veroordeelde betrof en hij over die periodes geen andersluidende verklaring heeft afgelegd, gaat de rechtbank ervan uit dat de opbrengsten van die transacties ten gunste zijn gekomen van de veroordeelde.
Referentieweek en wijze van berekenen
Voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde is onderzoek gedaan naar het aantal bestellingen en de inkomsten die daaruit voortvloeien in de week van 17 november tot en met 23 november 2022. Die week is vervolgens als gemiddelde genomen voor de berekening van de gehele periode waarover het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend. Anders dan door de verdediging bepleit acht de rechtbank dit een representatieve week om als uitgangspunt te nemen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van de veroordeelde had gelegen om inzichtelijk te maken wat de hoogte van de concreet gemaakte omzet was. Bij gebreke daaraan kon de politie niet anders dan aan de hand van de beschikbare tapgesprekken een referentieweek in november selecteren. Het voorgaande geldt ook voor het standpunt van de verdediging dat van de meeste bestellingen in die week de bedragen die de afnemers hebben betaald niet bekend waren. Het had op de weg van de veroordeelde gelegen om daarover nader inzicht te verschaffen. Nu de veroordeelde dat heeft nagelaten heeft de politie op juiste gronden gerekend met gemiddelden.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Nu de inhoud van de ontnemingsrapportage voor het overige niet door de verdediging is betwist, volgt de rechtbank deze en komt zij tot de volgende berekening.
Opbrengst
Gemiddeld aantal bestellingen per dag (174 bestellingen totaal): 24,86.
Gemiddelde prijs per hoeveelheid: 32,5 eenheden van € 19,82 per eenheid (€ 644,- totaal) en 6 bestellingen van € 41,67 per bestelling (€ 250,- totaal).
Twee bestellingen van € 90,- (wordt afgetrokken van de € 644,-) en € 100,- (wordt afgetrokken van de € 250,-) zijn niet meegerekend omdat deze afwijken van de gemiddelde bedragen.
Concluderend komt de rechtbank, in lijn met het rapport, tot de volgende berekening:
€ 250,- minus € 100,- = € 150,-
€ 644,- minus € 90,- =
€ 544,- +
totaal: € 704,-
aantal bestellingen:
23 /
opbrengst per bestelling: € 30,60
gemiddeld aantal bestellingen per dag:
24,86 x
dagopbrengst: € 760,71
Kosten
Conform vaste jurisprudentie op dit punt stelt de rechtbank de kosten vast op 50% van het bruto wederrechtelijk verkregen voordeel, te weten 50% van € 760,71 = € 380,36.
Samengevat
Opbrengst per dag: € 760,71
Kosten per dag:
€ 380,36 -
Wederrechtelijk verkregen voordeel per dag: € 380,35
De rechtbank concludeert dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van deze uitgangspunten € 380,36 per dag bedraagt. De bewezenverklaarde periode van 1 mei 2022 tot en met 12 december 2022 bedraagt een periode van 225 dagen zodat het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden vastgesteld op (€ 380,35 x 225 =)
€ 85.578,75.
Aftrek (conservatoir) beslag
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie ten onrechte het bedrag van € 3.239,80 waar conservatoir beslag op rust niet van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft afgetrokken. De rechtbank overweegt dat conservatoir beslag niet in mindering dient te worden gebracht op de betalingsverplichting. Conservatoir beslag ziet op de verhaalsmogelijkheid die het openbaar ministerie heeft indien veroordeelde een betalingsverplichting opgelegd krijgt. Het conservatoir beslag en de waarde van dat beslag hebben dan ook enkel werking in de executiefase van de betalingsverplichting. De rechtbank verwerpt het verweer dan ook.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat de inkoopwaarde van de in beslag genomen drugs, welke de verdediging berekent op € 1.980,-, eveneens van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden afgetrokken. De rechtbank verwerpt dit verweer. De Hoge Raad heeft daarover geoordeeld dat: “de veroordeelde die ervoor heeft gekozen het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel te besteden voor de aankoop van dergelijke middelen, neemt daarmee het risico van (beslag en) onttrekking aan het verkeer daarvan. Het in het concrete geval daadwerkelijk door de veroordeelde behaalde voordeel wordt door het zich realiseren van dit risico niet verminderd”. [1]
4.5.
Conclusie schatting wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het voorgaande schat de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 85.578,75.

5.De vaststelling van de betalingsverplichting

5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de betalingsverplichting moet worden vastgesteld op hetzelfde bedrag als het door de officier van justitie geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, namelijk € 85.578,75.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair betoogd dat de betalingsverplichting moet worden vastgesteld op hetzelfde bedrag als het door haar geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, namelijk € 3.500,-. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de betalingsverplichting op nihil moet worden gesteld als de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel schat op een hoger bedrag dan € 3.500,-.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er geen omstandigheden zijn die moeten leiden tot een andere betalingsverplichting dan hetgeen ten aanzien van de schatting van het wederrechtelijk verkregen vermogen onder 4.5. is vastgesteld.
5.4.
Conclusie vaststelling betalingsverplichting
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank de betalingsverplichting vast op een bedrag van € 85.578,75.
5.5.
Gijzeling
De rechtbank zal bij het opleggen van de maatregel tevens de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, in dit geval ten hoogste kan worden opgelegd. Bij het bepalen van de duur van die gijzeling wordt overeenkomstig de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor elke volle € 50,- van het opgelegde bedrag één dag gerekend, waarbij voorts heeft te gelden dat de totale duur ten hoogste drie jaren (1080 dagen) beloopt. In dit geval bedraagt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd dan ook 1080 dagen.

6.Het toepasselijke wetsartikel

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 85.578,75;
legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
€ 85.578,75aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. J.C. U-A-Sai, rechter,
mr. M.T. Renckens rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Gest en mr. L.C. Vos, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 augustus 2024.
Bijlage
De bewijsvoering uit het in de strafzaak gewezen vonnis van deze rechtbank, voor zover relevant.
I. De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-202261144-A, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 717).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 augustus 2024, voor zover inhoudende:
“Van medio oktober tot de dag van aanhouding heb ik in drugs gehandeld, zowel wit als bruin.”
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 november 2022 (p. 61-121);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 december 2022, voor zover inhoudende (p. 331 en 332):
Op 13 december 2022 waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , op de [adres 2] te Leiden.
Op de [adres 2] te Leiden staat ingeschreven:
[getuige 1]
Geboren [geboortedatum 2] 1974 te [geboorteplaats 2] (Duitsland)
Ik heb [getuige 1] uitgelegd dat hij als afnemer naar voren was gekomen van een dealtelefoon.
Uit de informatie die [getuige 1] verstrekt kan geconcludeerd worden dat ' [bijnaam verdachte] ', zoals [getuige 1] hem kent, de verdachte [verdachte] betreft. [getuige 1] verklaart dat hij bij [verdachte] bestelt, omdat hij onder andere vroeg wakker is. [getuige 1] verklaart dat er cocaïne en heroïne besteld kan worden. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg hoe lang [verdachte] al dealt. [getuige 1] verklaarde dat dit al een lange tijd was. [getuige 1] verklaarde dat [verdachte] al dealde toen het slecht met hem ging. Dit was langer dan 4 jaar geleden.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op
17 december 2022, voor zover inhoudende (p. 454 en 455):
De getuige verklaarde:
V: Wat gebruik jij nog meer naast een joint?
A: Wit en bruin, eigenlijk allebei.
V: Wat betaal jij voor een wit of een bruin?
A: 1 balletje is 10 euro.
V: Wij laten u een foto zien. Wie is dit?
0: Verbalisanten tonen foto 1 waar [verdachte] op te zien is.
A: Daar koop ik bij, ik ken hem als [bijnaam verdachte] . Zijn echte naam weet ik niet.
V: Hoe lang koop jij al bij [bijnaam verdachte] ?
A: ik denk al 2 jaar.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 november 2022, voor zover inhoudende (p. 39-43):
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , verklaar het volgende:
Naar aanleiding van TCI PV 395-2022 uit oktober 2022 werden historische gegevens opgevraagd van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Volgens de TCI informatie zou dit nummer worden door [verdachte] . [verdachte] zou zich " [bijnaam verdachte] " noemen. Uit de ontvangen historische gegevens bleek:
• Dat er gegevens beschikbaar waren in de periode van 8 september 2022 tot en met
1 november 2022.
Uit onderzoek naar de historische gegevens van het nummer [telefoonnummer 1] is gebleken dat er veelvuldig met diverse nummers contact was. Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat verschillende nummers konden worden gekoppeld aan drugsgerelateerde zaken. Hieronder staan enkele nummers die zeer frequent contact hadden en/of waarvan uit onderzoek bleek dat de gebruikers drugsgebruiker waren.
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 2]
• Hoe vaak contact: 230
• Gebruiker Ciot: [getuige 1] , [adres 2] te Leiden
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 3]
• Hoe vaak contact: 138
• Gebruiker: [naam 1] , [adres 3] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat [naam 1] een
gevarenclassificatie harddruggebruiker had.
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 4]
• Hoe vaak contact: 127
• Gebruiker: [naam 2] , [postadres] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat [naam 2] een gevarenclassificatie harddruggebruiker had.
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 5]
• Hoe vaak contact: 32
• Gebruiker: [naam 3] , [adres 4] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat [naam 3] een
gevarenclassificatie harddruggebruiker had.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 november 2022, voor zover inhoudende (p. 57-60):
De historische verkeersgegevens van het nummer [telefoonnummer 8] werden opgevraagd voor de periode van 15 mei 2022 tot en met 15 november 2022. Uit de historische gegevens bleek dat het nummer vanaf 3 november 2022 in gebruik was genomen. De hoeveelheid contacten en de frequentie van sommige contacten waren kenmerkend voor een lijn die wordt gebruikt om verdovende middelen te dealen. Uit onderzoek naar de contacten van het nummer [telefoonnummer 8] bleek dat een groot deel van de contacten ook voorkwamen in de historische gegevens van het nummer [telefoonnummer 1] ( [verdachte] ). Een deel van de historische contacten van het nummer [telefoonnummer 8] konden aan drugs gerelateerde zaken worden gekoppeld. Hieronder staan enkele drugs gerelateerde contacten met het aantal maal dat zij contact hadden met nummer [telefoonnummer 8] :
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 2]
• Hoe vaak contact: 125
• Gebruiker Ciot: [getuige 1] , [adres 2] te Leiden
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 4]
• Hoe vaak contact: 34
• Gebruiker: [naam 2] , [postadres] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat [naam 2] een gevarenclassificatie harddruggebruiker had.
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 5]
• Hoe vaak contact: 39
• Gebruiker: [naam 3] , [adres 4] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat [naam 3] een
gevarenclassificatie harddruggebruiker had.
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 6]
• Hoe vaak contact: 28
• Gebruiker: [naam 4] , [adres 5] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat [naam 4] een
gevarenclassificatie harddruggebruiker had.
• Telefoonnummer: [telefoonnummer 7]
• Hoe vaak contact: 30
• Gebruiker: [naam 5] , [adres 6] te Leiden
• Bijzonderheden: Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat de gebruiker van het nummer harddruggebruiker was.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 december 2022, voor zover inhoudende (p. 200 en 201):
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , verklaar het volgende:
Op 12 december 2022 is er een iPhone SE aangetroffen tijdens de aanhouding van [verdachte] . Deze iPhone SE is in beslag genomen en aangeboden bij de afdeling digitaal om de inhoud veilig te stellen. Op 13 december 2022 is de veilig gestelde data ter beschikking gesteld van het onderzoeksteam LEDA en ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb kort de inhoud van de telefoon gescand. In onderzoek LEDA is [verdachte] getapt op het telefoonnummer [telefoonnummer 8] . Dit telefoonnummer heeft tijdens de periode dat hij onder de tap heeft gestaan gebruik gemaakt van IMEI: [IMEI nummer 1] . De iPhone SE, welke in beslag is genomen bij [verdachte] , heeft als IMEI: [IMEI nummer 1] . Dit is hetzelfde nummer als het IMEI dat werd meegezonden tijdens de tap op telefoonnummer [telefoonnummer 8] . De iPhone SE heeft als laatst gebruikte telefoonnummer: + [telefoonnummer 8] . Dit is het deal nummer dat werd gebruikt door [verdachte] en tevens onder de tap heeft gestaan in onderzoek LEDA. De telefoon heeft tevens het nummer opgeslagen wat daarvoor is gebruikt en dat betreft: + [telefoonnummer 1] . Dit is het telefoonnummer dat bij onderzoek LEDA bekend staat als het vorige dealnummer van [verdachte] .
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 december 2022, voor zover inhoudende (p. 344 en 345):
lk, verbalisant, [verbalisant 3] , verklaar het volgende:
Op 12 december 2022 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Na zijn aanhouding werd de woning aan de [adres 7] ter inbeslagneming doorzocht. Tijdens de doorzoeking werden foto's gemaakt van 2 Nokia telefoons die op een plankje bij het bed lagen. Dit waren een zwarte Nokia zonder batterij en een Nokia met een blauwe achterkant. Bijzonderheden van de beide telefoons staan hieronder vermeld.
Zwarte Nokia zonder batterij
• Dual sim met 2 IMEI nummers
• IMEI nummer 1: [IMEI nummer 2]
• IMEI nummer 2: [IMEI nummer 3]
• Simkaart nummer [nummer 1]
Blauwe Nokia
• IMEI nummer [IMEI nummer 4]
• Simkaart nummer [nummer 2]
Uit onderzoek bleek dat één van de twee IMEI nummers al voorkwam in onderzoek LEDA. Dit bleek namelijk IMEI nummer 1 van de zwarte Nokia te zijn, IMEI nummer [IMEI nummer 2] . Dit IMEI nummer bleek zowel te zijn gebruikt voor het huidige dealnummer [telefoonnummer 8] als voor het eerdere dealnummer [telefoonnummer 1] .
Tijdens onderzoek LEDA was eerst op dealnummer [telefoonnummer 1] een tap aangesloten en later op het nieuwe dealnummer [telefoonnummer 8] . Uit onderzoek naar de IMEI nummers die door beide getapte dealnummers waren gebruikt bleek dat beide telefoonnummers in dezelfde 3 IMEI nummers hadden gezeten. Een van deze IMEI nummers die voor de dealnummers was (de rechtbank begrijpt: gebruikt was) betrof het nummer van de telefoon die [verdachte] ten tijde van zijn aanhouding bij zich had, een iPhone SE. Een tweede IMEI nummer dat voor de dealnummers was gebruikt was van de zwarte Nokia die op de [adres 7] naast het bed van [verdachte] werd aangetroffen.
II. De bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte in drugs heeft gehandeld in de periode van 1 mei 2022 tot
12 december 2022. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich daaraan schuldig heeft gemaakt vanaf half oktober 2022. Dat blijkt ook uit de grote hoeveelheid getapte telefoongesprekken die de verdachte vanaf half oktober 2022 tot 12 december 2022 met zijn afnemers heeft gevoerd over bestellingen van cocaïne en heroïne. Omdat de verdachte het feit in zoverre heeft bekend, heeft de rechtbank volstaan met een opgave van het proces-verbaal waarin die gesprekken zijn gerelateerd (zie hiervoor bij 3.4. het onder 2 vermelde proces-verbaal van bevindingen).
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard vanaf 1 mei 2022. Daartoe acht de rechtbank onder meer redengevend de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de verklaring van de getuige [getuige 1] niet betrouwbaar is, omdat hij op een later moment bij de rechter-commissaris een andere verklaring heeft afgelegd.
Gelet op het moment waarop de eerdere verklaring van de getuige [getuige 1] is afgelegd, namelijk vlak na de aanhouding van de verdachte, en de mate van gedetailleerdheid van die verklaring acht de rechtbank deze betrouwbaar. Bovendien is deze verklaring in overeenstemming met andere onderzoeksbevindingen, in die zin dat de getuige in de tapgesprekken naar voren komt als afnemer van drugs in de periode die de verdachte bekent. Hierbij komt dat de getuige [getuige 2] eveneens heeft verklaard dat hij gedurende een langere dan de door de verdachte bekende periode bij de verdachte drugs heeft gekocht. Gelet op het voorgaande schuift de rechtbank de later afgelegde verklaring van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris dan ook terzijde.
De rechtbank gaat verder voorbij aan de stelling van de verdediging dat de verklaringen van de getuigen mogelijk zouden zien op een eerdere periode waarin de verdachte in drugs handelde en waarvoor hij al is veroordeeld. Deze stelling ontstijgt niet het niveau van speculatie en is niet onderbouwd. Uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte blijkt bovendien dat de verdachte in de eerdere strafzaak niet is veroordeeld voor handel in maar alleen voor het aanwezig hebben van drugs.
De rechtbank verwerpt tevens het verweer van de verdediging dat de verdachte geen gebruik zou hebben gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat als dealertelefoon is gebruikt ook vóór 15 oktober 2022. Niet alleen is dit telefoonnummer in contact geweest met de naasten van de verdachte, maar uit de bewijsmiddelen volgt ook dat de simkaart met dat telefoonnummer in de twee telefoons van de verdachte heeft gezeten die de verdachte gebruikte voor de handel in de periode vanaf november 2022. Eén van die telefoons is bij de verdachte aangetroffen tijdens zijn aanhouding en de ander in zijn woning aan de [adres 7] tijdens een doorzoeking. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit genoegzaam dat de verdachte ook gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
III. De bewezenverklaring
Hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 mei 2022 tot en met 12 december 2022 te Leiden, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd, een gebruikershoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Voetnoten

1.HR 8 juli 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1199, r.o. 5.2.